- Versie
- Downloaden 26
- Bestandsgrootte 274.96 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 december 2020
Homiletische hulplijnen 45
Een innerlijke beweging
De preek en de persoon van de predikant vallen niet samen en dat is maar goed ook. Wij hebben ruimte nodig tussen persoon en ambt, een scheiding tussen werk en privéleven. Als daar geen vrolijk licht tussendoor kiert, wordt de persoon een functionaris en het ambt onmenselijk. Wij preken niet vanuit onszelf (onze zielenroerselen) maar uit de Schrift – met ‘een heilig moeten’ – en wij zijn zelf de eerste hoorders tegen wie wij het hebben (let wel: ik gebruik hier bewust niet ‘tot’ maar ‘tegen’).
Maar communicatief, dus in actu, vallen preek en predikant wel samen. Daarom draagt een predikant een ambtsgewaad en staan niet alleen zijn ambt, maar ook zijn professionaliteit en zijn persoonlijkheid ten dienste van de verkondiging. Dat wil niet zeggen dat we al het persoonlijke eruit moeten filteren, want: ‘Alles wat adem heeft, love de HEER’ (Ps. 150) en ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is, maar het persoonlijke moet wel naturel worden, bijdragend en niet afleidend, wars van self-exposure en ijdelheid.
Het betekent ondermeer dat als de preek af is, de predikant er nog niet mee klaar is. Hij moet zichzelf erachter stellen. De preek moet stromen, dat is niet alleen een kwestie van tekstopbouw maar ook van een innerlijke beweging. Nadat de tekst op papier staat (doen! juist die discipline van de precieze formulering houdt je creatief en brengt je bij vondsten; als je het zonder doet sta je weerloos tegen de overmacht van je eigen clichés), heb je nog ongeveer een uur nodig om je de tekst eigen te maken, in te prenten, te internaliseren. Dat is iets anders dan uit het hoofd leren. Nee, de tekst moet beweeglijk blijven, maar wel verankerd zijn in een ‘gemoedsbeweging’, een beter woord kan ik er niet voor bedenken. Niet dat ik daarmee pleit voor grote emoties, integendeel. Maar je moet zelf kunnen meemaken wat je zegt, congruent worden met de preek, daar moet je je op voorbereiden.
Dat luistert nauw, vooral bij de overgangen tussen verschillende moves. De meest geëigende manier van je daarop prepareren is: ze daadwerkelijk zeggen, hardop uitspreken. Een tekst moet ‘bekken’. Soms zul je een zin moeten bijschaven. Hoe wil dit gezegd zijn? Alleen zo krijg je een tekst in je lijf en kun je, waar de preek naartoe wil, volgen, bijhouden, overbrengen.
Aristoteles had een afkeer van theater. Het ging hem in de welsprekendheid niet om de illusie maar om waarheid. Demosthenes daarentegen, gevraagd naar de drie belangrijkste factoren voor spreken in het openbaar, zei: ‘De voordracht, de voordracht en de voordracht.’
Een gezonde afkeer van overacting zou ons gemakkelijk tot het andere uiterste doen vervallen: underacting. Maar een dergelijke neutraliteit verdraagt zich niet met onze opdracht die gegeven ligt in het Woord dat vlees geworden is.
Klaas Touwen
LOGO
Ontleend aan ‘de mystieke molen’, sculptuur basiliek Sainte-Marie-Madeleine,
Vézelay, die de samenhang verzinnebeeldt tussen Oude en Nieuwe Testament.
Mozes werpt tarwe in de molen, Paulus vangt het meel op.