- Versie
- Downloaden 48
- Bestandsgrootte 301.51 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
3 november 2013
Eenendertigste zondag door het jaar
Lezingen: Wijsh. 11,23-12,2; Ps. 145; 2 Tess. 1,11-2,2; Luc. 19,1-10 (C-jaar)
Inleiding
Wijsheid 11,23-12,2
Het boek Wijsheid komt alleen voor in de Septuaginta en is waarschijnlijk in Egypte ontstaan. Daar woonde in de diaspora een grote groep Grieks sprekende joden. Voor hen is het boek geschreven. De auteur is niet alleen geschoold in de Thora en de joodse traditie maar ook in de Grieks-hellenistische cultuur.
De lezing van vandaag behoort tot het laatste deel van Wijsheid (10,1–19,22) waarin de aandacht uitgaat naar de relatie tussen Israël en Egypte. De auteur beschouwt de geschiedenis van de uittocht uit Egypte vanuit het wijsheidsperspectief. Zo interpreteert hij op een nieuwe wijze de verlossingsgeschiedenis van Israël en verbindt deze met voorschriften voor een wijze manier van leven.
Wijsheid 11,15-20 verhaalt hoe Egypte vanwege de verering van dieren door God werd bestraft met een plaag van redeloze dieren (11,15), terwijl Israël in de woestijn werd gevoed met kwartels. Wat voor Egypte een straf was, betekende overleving voor Israël. Zo bestaat er een samenhang tussen begane zonde en straf. De straf is rechtvaardig, maar zeker ook barmhartig, want God is er alles aan gelegen dat de mens tot inkeer komt. Juist omdat God zo machtig is, ontfermt hij zich over iedereen en om hen tot inkeer te laten komen, telt hij de zonden van de mensen niet (11,23). De woorden: ‘U spaart echter alles, omdat het van U is, U, Heer, die alles wat leeft bemint’, sluiten prachtig aan bij het evangelie van vandaag (11,23).
Lucas 19,1-10
De reis van Jezus naar Jeruzalem nadert zijn einde (Luc. 9,51-19,27). Jericho komt in beeld, de stad in Kanaän die vele eeuwen tevoren door de Israëlieten op een bijzondere manier was veroverd (Joz. 6). Op doortocht door deze stad ontmoet Jezus Zacheüs. Die ontmoeting is tekenend voor Gods zorg en toewijding voor wat verloren is, een illustratief voorbeeld bij de eerste lezing en tevens een typisch lucaans thema (vgl. Luc. 15). In deze tekst komen nog meer draden uit het evangelie bijeen.
In Jericho bevond zich een Romeins tolkantoor. Zacheüs is oppertollenaar en rijk, de ingrediënten bij uitstek voor een zondig mens, met name in de ogen van anderen (vgl. de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar 18,9-14). De rijken komen er meestal niet goed van af in het evangelie van Lucas. Rijkdom is een obstakel om het koninkrijk van God binnen te gaan – voor een kameel is het immers gemakkelijker om door het oog van een naald te gaan! – maar wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God (18,18-30). Daarvan is Zacheüs een voorbeeld.
Zijn faam moet hem vooruitgegaan zijn, want waarom anders zoekt Zacheüs Jezus te zien, zoals er letterlijk staat, om te weten te komen wat voor iemand hij is.
De vele woorden van ‘zien’ in deze perikoop (vv. 2,3,4,5,7 en 8) vormen de verbinding met de direct voorafgaande tekst over de genezing van de blinde in de buurt van Jericho (18,35-43).
Zowel voor Zacheüs die klein van gestalte is als voor de blinde man die het zwijgen wordt opgelegd, staat de menigte een ontmoeting met Jezus in de weg. Die blinde noemt Jezus zoon van David, Jezus zelf noemt zich de Mensenzoon. Jezus ‘zien’ betekent redding.
Zacheüs getroost zich alle denkbare moeite om Jezus te kunnen zien, hij rent vooruit en klimt er zelfs voor in een boom. Anders gezegd, Zacheüs staat helemaal open voor de boodschap van Jezus. Dan kan er wat gebeuren, ondanks het feit dat hij oppertollenaar is en rijk. Dat blijkt ook uit het vervolg. Jezus kijkt omhoog, Zacheüs omlaag. Jezus ziet hem zitten en zegt: ‘Zacheüs’ – hij spreekt hem aan bij zijn naam! – ‘kom vlug naar beneden, vandaag moet ik in je huis verblijven.’ Geen woord van afkeuring of veroordeling, hij neemt hem zoals hij is. De boodschap van het koninkrijk is urgent, vandaar die toevoeging ‘vlug’. Vandaag komt het messiaanse heil aan het licht.
Het Griekse woordje dei (moet) laat zien dat het Gods wil is dat Jezus uitgerekend bij Zacheüs, die sociaal gezien niet in tel is, zelfs onrein is, verblijft. Dit verblijven betekent veel meer dan enkel een bezoekje afleggen. In Jezus wil God bij Zacheüs zijn en dat betekent zijn redding.
Zacheüs doet wat Jezus hem vraagt, hij komt vlug naar beneden en ontvangt hem met vreugde. Opvallend zijn de vele woorden van beweging, waaronder ook bewegen met spoed, in deze perikoop. Zij duiden op de grote verandering die de ontmoeting met Jezus in Zacheüs teweegbrengt. Hij staat open voor de blijde boodschap van Jezus. Daarvan getuigt de vreugdevolle ontvangst die Zacheüs Jezus bereidt en die in contrast staat met het gemor van ‘allen’ die zich blijkbaar niet zondig voelen (v.7). Zoals zo vaak staat ook hier Jezus’ omgang met tollenaars en zondaars ter discussie. De vraag is hoe wíj reageren op Jezus die zichzelf bij ons uitnodigt?
De ontmoeting met Jezus brengt een totale ommekeer teweeg in Zacheüs, hij zit niet langer vast aan zijn rijkdom (vgl. 18,22v, waar het echter gaat om het weggeven van álle bezit). Zonder dat Jezus hierop aandringt zegt hij spontaan toe de helft van zijn bezit weg te geven aan de armen en degenen die hij afgeperst heeft, viervoudig te vergoeden (vgl. 3,12-14; Num. 5,7; Ex 21,37–22,3; Lev. 5,20-24). De ontmoeting met Jezus roept het allerbeste in hem op. Zacheüs heeft ontdekt waar het werkelijk om gaat in het leven. Niet langer regeren geld en bezit. Het antwoord van Jezus spreekt uit wat er aan Zacheüs is gebeurd, namelijk redding, en verwoordt ook zijn eigen opdracht, te zoeken en te redden wat verloren is (Luc. 15,24.32; Ezech. 34,16). Dat betekent dat Jezus handelt als God (zie eerste lezing waar hetzelfde van God wordt gezegd). Dit wordt ondersteund door het woordje kurie, Heer, waarmee Zacheüs Jezus aanspreekt en dat in de LXX de aanspreektitel voor JHWH is.
Jezus noemt Zacheüs ‘zoon van Abraham’, een vrij gebruikelijke aanduiding van een jood (vgl. 13,16). Johannes de Doper vermaande de mensen om vruchten voort te brengen die een nieuw leven waardig zijn en niet te zeggen: Wij hebben Abraham als vader (3,8). Zacheüs heeft goede vruchten voortgebracht en daarom is hij volgens Jezus een waardige zoon van Abraham.
Preekvoorbeeld
Zacheüs
Ik ken weinig bijbelverhalen waarin zoveel menselijke emoties in een paar verzen bij elkaar komen. Ik noem er een paar. Te beginnen bij Zacheüs.
Zacheüs is oppertollenaar, hij heult met de vijand, hij is schatrijk, hij wordt met de nek aangekeken, hij is eenzaam, hij is klein, hij wil Jezus zien en misschien diep in zijn hart door hem gezien worden. Hij klimt in een moerbeivijgenboom.
Ik heb eens gehoord dat de vijgenboom staat voor schaamte (Gen 3,7) en dat de moerbeiboom in verband wordt gebracht met geloof (Luc. 17,6). De moerbeivijgenboom vat de situatie van Zacheüs in een beeld samen: schaamte en verlangen.
En ten slotte wat Zacheüs betreft: De vreugde die hem overkomt, stelt hem in staat om heel zijn bezit weg te geven. Moet je je voorstellen, heel je bezit: wanneer doe je dat, wanneer kun je dat? De vreugde die hem overkomt, moet wel buitengewoon zijn.
Iemand die goed is in exacte vakken vertelde me dat, als je alles bij elkaar optelt, Zacheüs meer weggeeft dan hij heeft binnengehaald. Ik heb het niet nageteld, maar ik neem het graag aan.
Gaan we naar Jezus. Welke emoties zien we bij hem? Het is niet zo eenvoudig om de echte emoties bij Jezus te herkennen. De emoties zitten verpakt in zijn missie. Zijn missie is: ‘Redden wat verloren is.’ Daar gaat hij voor. Hij trekt zich niets aan van de mening van anderen als het gaat om de redding van een tollenaar of zondaar of een uitgestotene. Zijn overtuiging is dat je God zichtbaar maakt als er redding plaats vindt.
Op het eind van ons verhaal zegt Jezus: ‘Vandaag is er redding geschiedt in dit huis.’ In dat woordje redding laat Jezus zijn vreugde doorklinken.
Het woord vreugde wordt in de Bijbel gebruikt als je overschaduwd wordt door iets dat groter is dan jijzelf. Het gebeurt door jou maar ook buiten je om. Heilige Geest wordt vaak in verband gebracht met vreugde. Ook het woord Koninkrijk Gods wordt aan vreugde gekoppeld.
De vreugde bij Zacheüs is zo groot dat hij in staat is alles te geven wat hij heeft. Jezus staat er bij en verheugt zich.
Gaan we naar de omstanders. De emoties van de omstanders zijn misschien wel het meest herkenbaar voor ons. Alle oordelen en vooroordelen komen naar boven als ze zien dat Jezus met de oppertollenaar gaat eten. Ongetwijfeld was bijna de hele stad uitgebuit door die man. Bovendien: Israël was een bezet land en belasting betalen aan de keizer, al was het maar via tolheffing, was iets wat een zeer vieze smaak in de mond gaf.
Emoties als jaloezie, getergdheid en afkeer waren zeer zeker aanwezig bij de omstanders. Misschien heeft een aantal van hen zich wel uitgesloofd om een welkomstcommissie op te richten. Velen keken uit naar de komst van Jezus. Het was buitengewoon druk en stiekem verwachtte menigeen een wonder. Maar wat er nu gebeurde was ongehoord.
Tijdens een visualisatie van dit verhaal zei iemand: In een dergelijke conflictueuze situatie wint de emotie het altijd van het gezonde verstand. Je kunt praten wat je wilt, maar je heult niet met de vijand. Of om voorbeelden van vandaag te noemen: je blijft met je poten van kinderen af en je graait niet in de pot met geld in tijden van crisis. Als je dat wel doet lig je er uit. En degenen die het voor je opnemen worden gemarginaliseerd.
We zijn hier in de fase van het Lucasevangelie beland waarin de netten rond Jezus steeds strakker worden aangehaald. Gebeurtenissen zoals in Jericho dragen daar toe bij.
De vraag is nu: Waarom gaat Jezus maar door en tart hij die onbeheersbare woede van velen? Als iemand zo ver als Jezus durft te gaan dan heeft dat te maken met een heilig moeten, met een heel diepe overtuiging. Je kunt niet anders.
Mijn moeder zei eens lang geleden, ik heb het nog steeds onthouden: ‘Als ik zie dat mijn kleinkind in het water valt, spring ik er achteraan en red ik haar!’ We wisten dat mijn moeder niet kon zwemmen. Het feit dat ik het me nog herinner geeft aan dat het hier om iets heel wezenlijks gaat. Het is zo wezenlijk dat het de dood overstijgt.
Als je nu vraagt naar het meest wezenlijke in het leven van Jezus, dan ligt de kern verborgen in dat korte zinnetje: ook Zacheüs is een zoon van Abraham.
Met terugkeer in de schoot van Abraham wordt bedoeld dat hij er weer bij hoort. Met andere woorden: ook Zacheüs is een kind van God. Wat hij ook gedaan heeft, wat hij ook misdaan heeft, hij hoort bij ons.
Redden wat verloren is en terugkeren in de schoot van Abraham, in de Liefde van God, dat wil Jezus, dat is zijn roeping. Zacheüs en al die anderen zijn hem zo dierbaar dat hij zijn leven er voor over heeft. Hij kan niet anders. Het is een heilig moeten.
Wij leven in de schaduw van het grote Verhaal.
Dat wil zeggen: soms zie je iets van dat grote verhaal gebeuren in het dagelijks leven.
Ik las een interview in de krant met een psychiater. Hij ging elk jaar naar Afrika om kindsoldaten met zeer traumatische ervaringen te behandelen. Hij zegt: Wat ik, wat wij konden doen was zeer marginaal, maar ik zag het volgende gebeuren. Als kinderen terugkeerden in hun geboortedorp, werden ze naar de oudste van het dorp gebracht. Via allerlei rituelen, met lawaai, met kruiden en vuur werden de boze geesten verdreven. Na verloop van tijd kwam het hele dorp bij elkaar en werd het kind weer opgenomen in de gemeenschap. ‘Natuurlijk’ zo zei de psychiater, ‘de littekens blijven, maar het opnieuw opgenomen worden in de gemeenschap had een helende werking, ook op de lange duur.
Jezus zegt: ook Zacheüs is een kind van Abraham, is lid van onze familie, van onze kerkgemeenschap, van onze buurt, ons dorp, onze stad, ons land, onze wereld. Voor Zacheüs kun je alle mensen invullen die verstoten worden, gepest worden, geminacht worden om wie ze zijn of om wat ze hebben gedaan of misdaan.
Ten slotte: als we de verhaallijn in het evangelie bekijken, zien we het volgende.
Jezus ziet Zacheüs die zich verstopt in een moerbeivijgenboom. Zien betekent hier: zien met een hart vol mededogen. Jezus zegt: ‘Ik wil bij je eten’. Niet de gastheer nodigt uit, maar de gast. Het initiatief ligt bij Jezus. Zacheüs was er zelf niet toe in staat. Zacheüs rent naar huis. Hij is gezien!!! Het wonder van Redding, van Ommekeer, gebeurt.
Zacheüs geeft wat hij heeft om het goed te maken maar ook vanuit een hele diepe vreugde: Hij hoort er weer bij, in ieder geval bij Jezus, bij God. Hij is teruggekeerd in de schoot van Abraham.
Nu de omstanders nog.
Hoe komen zij, hoe komen wij uit onze eerste emotie van boosheid, van verdriet, van woede en teleurstelling? Dat blijft een uitdaging, altijd weer. Ik hoop dat dit verhaal ons een duwtje geeft in de richting van zien en redden wat hopeloos en hulpeloos verloren is.
Yvonne van den Akker-Savelsbergh, inleiding
Hans Boerkamp, preekvoorbeeld