- Versie
- Downloaden 45
- Bestandsgrootte 385.13 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
8 december 2013
Tweede zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 11,1-10; Ps. 72; Rom. 15,4-9; Mat. 3,1-12 (A-jaar)
Inleiding
Met het optreden van Johannes de Doper vangt een nieuwe episode aan in het verhaal over Jezus. Wie Jezus volgens Matteüs is, wordt geduid vanuit een positionering tegenover Johannes de Doper enerzijds, en tegenover andere ‘zonen van Abraham’ anderzijds.
De Jezusbeweging in het voetspoor van Johannes
Het Matteüsevangelie presenteert Jezus van bij de aanvang als de aangekondigde gezalfde van God (Mat. 1,1.18). Als zodanig wordt Jezus ook expliciet in een traditie van God met zijn volk gezet. De christengemeenschappen erkennen hiermee hoezeer hun geloof en visie aansluiten bij andere joodse groeperingen. Met betrekking tot Johannes de Doper zoekt men in het Matteüsevangelie een duidelijk evenwicht. Enerzijds geeft de auteur duidelijk aan hoezeer de boodschap van Jezus in de lijn ligt van die van Johannes. Gods rijk is nabij, kom tot inkeer, prediken zowel Johannes als Jezus (3,2; 4,17). Anderzijds is Jezus voor Matteüs veel belangrijker dan Johannes. Johannes is degene die de weg bereidt voor God, terwijl Jezus beleden wordt als de Messias.
De nabijheid van het rijk Gods
Profetische tradities worden telkens weer als actueel ervaren. Daarom kan de christelijke gemeenschap van Matteüs het optreden van Johannes de Doper (en tegelijkertijd ook dat van Jezus) duiden vanuit deze profeten. In Jesaja 40 fungeert de oproep om Gods paden recht te maken als een troostende boodschap. De weg moet geëffend worden, want God is op komst. Met de verwijzing naar deze passage geeft de evangelist aan hoe de figuur van Johannes begrepen moet worden: als de wegbereider van God.
De boodschap die Johannes brengt, is een oproep tot inkeer, zoals vele profeten voor hem. De motivatie tot deze inkeer kan men vinden in de nabijheid van het koninkrijk van de hemel. Dit beeld is wellicht geïnspireerd op Daniël 2. Bij de bespreking van Nebukadnessars droom stelt Daniël dat de God van de hemel een rijk zal doen opkomen, dat zal blijven bestaan. Dit rijk Gods is volgens Johannes (en hij wordt hierin gevolgd door de christengemeenschappen) nabij.
Geen rijk Gods zonder goede vruchten
Johannes’ optreden trekt de aandacht. Vanuit het centrum van de joodse samenleving, Jeruzalem, vanuit heel Judea, en vanuit de buurt van de Jordaan komen mensen toestromen. Ze laten zich dopen door Johannes, terwijl zij hun zonden erkennen. Op het eerste zicht heeft Johannes dus succes. Maar naar hem toekomen om zich te laten dopen is voor Johannes onvoldoende. Inkeer, als het wegkeren uit het foute verleden, en toekeren naar Gods heerschappij, vraagt om méér dan dat. Tussen de mensen die naar hem toekomen, herkent Johannes farizeeën en sadduceeën wier denkbeelden een echte inkeer in de weg staan.
Dat de komst van het rijk van de hemel een moment van oordeel is, sluit aan op profetische tradities over het goddelijke oordeel en de dag van JHWH. Dit oordeel is goed nieuws voor het verdrukte volk van God, en voor de armen en verdrukten binnen dat volk. Aan hen wordt recht gedaan. Tegelijkertijd betekent Gods komst ook dat wie onrecht doen onder het oordeel vallen, ook al maken zij deel uit van Gods volk. Blijkbaar zijn er joden die ervan uitgaan dat hun afstamming van Abraham hen wel zou beschermen tegen het komende oordeel. Alsof zij op basis daarvan tot de kleine rest behoren die altijd behouden zal blijven. Hier gaat Johannes tegen in. Zelfs van stenen kan God kinderen van Abraham maken. Goede vruchten voortbrengen is wat nodig is (vergelijk het lied van de wijngaard, Jes. 5).
Jezus als zoon van Abraham
Via de foute denkbeelden over de ‘zonen van Abraham’ spreekt de auteur van Matteüs tegelijkertijd ook over wie Jezus is. Ook Jezus is immers een ‘zoon van Abraham’. Uit de geslachtslijst blijkt echter dat de komst van de Messias geen vanzelfsprekendheid is. Niet automatisch, van vader op zoon, gaat het verhaal verder. Zelfs een rechtvaardige als Jozef (Mat. 1,19) komt niet louter uit menselijke rechtvaardigheid tot de keuze van steun voor moeder en kind, maar volgt hierbij Gods opdracht. In de lijn van Abraham staan, betekent dus niet zonder meer hetzelfde als een rechtvaardige zijn. Gods gerechtigheid waarmaken is telkens opnieuw een bewuste keuze die om overeenkomstig handelen vraagt. Het is tekenend dat Jezus, als hij naar Johannes komt, gedoopt wil worden om zo Gods gerechtigheid te vervullen. De farizeeën en sadduceeën krijgen te horen dat God zelfs uit stenen zonen van Abraham kan verwekken. Jezus daarentegen, krijgt te horen dat hij Gods geliefde zoon is (Mat. 3,17).
Johannes en Jezus
Matteüs 3,1-12 is een literair meesterwerkje. Enerzijds slaagt de auteur erin om Johannes te portretteren als iemand die de komst van God wil voorbereiden. Anderzijds is het voor de christelijke lezer ook duidelijk dat het rijk van God nabij komt door het optreden van de Messias, en dat Johannes dus ook de weg voor Jezus voorbereidt. Het geheel van Johannes’ optreden krijgt zo als het ware een dubbele bodem, omdat de lezers over informatie beschikken die de literaire personages nog onbekend is.
Dat Johannes de wegbereider van God is, blijkt al uit de verwijzing naar Jesaja. Bovendien heeft hij het zelf over iemand die na hem komt en zal dopen met water en vuur. De beeldende taal roept het goddelijke oordeel op en suggereert hier God als degene die komt om het oordeel te voltrekken (voor de bijl die in de boom hakt zie Jes. 10,33-34; voor het beeld van de dorsvloer als plaats van Gods oordeel zie Jer. 51,33; voor het beeld van het graan verzamelen Mich. 4,12; zie ook Mat. 13,40).
Doorheen het evangelie zal steeds duidelijker worden dat de christengemeenschappen Jezus als Messias zien. Johannes is een profeet, en méér: hij is Elia die komen zou (Mat. 11,9.13v). Woorden en beelden die hier in de mond van Johannes worden gelegd, worden hernomen in de prediking van Jezus, zoals het dragen van goede vruchten, het omhakken van bomen die geen vrucht dragen, het verzamelen van graan in de schuur (Mat. 13). Ook in de prediking van Jezus gaat het hierbij om het goddelijk oordeel, maar tegelijk is hier ook een rol weggelegd voor de Mensenzoon. Door dergelijke parallellen aan te brengen, geeft de evangelist zowel te kennen hoeveel christenen met andere joodse strekkingen gemeenschappelijk hebben, als wie Jezus is.
Preekvoorbeeld
Uit Jeruzalem, uit heel Judea en uit de omgeving van de Jordaan stroomden de mensen toe. Zij waren er allemaal, de burgers van naam en faam; maar ook de tollenaars, prostituees, woekeraars, dieven, bedriegers en nog zovele andere. Zij kwamen uit hun huizen en trokken weg uit hun vastgelopen en uitzichtloos bestaan. Want in hen leefde het verlangen naar een betere toekomst. In hun hoofden zinderde het visioen van Jesaja: Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer... Zij droomden van een samenleving waar mensen met tegenstellingen kunnen leven en zich laten vinden door God. Zij hoopten op een manier van samenleven waar niemand zich hoeft te schamen om zijn eigen kleine kanten, maar ze kan aanvaarden en zich er mee kan verzoenen. Daarom trokken zij naar de Jordaan. Daar stond Johannes de Doper. Hij was helemaal anders dan Jezus van Nazaret. Een oordeelsprofeet was hij, een boeteprediker. Hij leefde streng voor zichzelf en... voor anderen. Hij voedde zich met wat de woestijn hem bood en, zoals de profeten, droeg hij een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel.
‘Verander van richting!’, roept Johannes. ‘Ga anders leven!’ ‘Laat God opnieuw in je leven komen.’ ‘Keer je om!’, want het koninkrijk van de hemel is nabij. Daarom roept hij op naar die toekomst toe te leven. Er valt geen tijd te verliezen. Nu moet het gebeuren. Nu moet er een weg gebaand worden, een weg door de woestijn; dat wil zeggen doorheen de tegenslagen en moeilijkheden waar we dagelijks mee af te rekenen hebben, alles waarin we goed zijn en alles waarin we tekort schieten. Maar Johannes weet heel goed dat we alleen maar verandering in ons leven kunnen brengen vanuit ons diepste zelf. Dat is de plaats waar God in ons woont. Als die plaats maar niet onbereikbaar is geworden, omdat we de weg erheen zijn kwijtgeraakt; of als de weg naar ons diepste zelf niet onbegaanbaar is geworden, omdat we te veel hindernissen hebben opgeworpen. Daarom roept Johannes: Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.
De kromme paden worden recht gemaakt, als wij grote schoonmaak houden in ons hart. De keien en de stenen op de weg van de Heer naar ons toe zijn onze angst die ons keer op keer verlamt, ons kleine geloof-in-ons-zelf, ons kleine hart en het ieder-voor-zich... ‘Maak daarom de weg van de Heer gereed...’, klinkt het. Wees moedig! Denk niet klein over jezelf! Kies voor verandering in je leven! Pak het anders aan!... Als wij vandaag gehoor geven aan die oproep, is de kans groot dat wij ook oog krijgen voor wat ons in onze huidige tijd bedreigt en waar we tot nu toe misschien te weinig aandacht aan besteedden; zoals voor globalisering en klimaatsverandering. En dan is de kans groot dat wij iets doen aan de steeds groter wordende kloof tussen rijk en arm, in ons eigen land en wereldwijd.
Toen vonden de woorden van Johannes de Doper weerklank. Velen lieten zich dopen terwijl ze hun zonden beleden. Daarmee stelden zij een teken van een radicaal nieuw begin. Hij dompelde hen onder in de Jordaan en leidde hen naar de overkant. Precies zoals God eens zijn volk uit het slavenbestaan in Egypte bevrijdde en het doorheen het water van de Rode Zee naar het land trok dat hen was beloofd. Die uittocht en die intocht gebeurden opnieuw!
En ze gebeuren tot op de dag van vandaag altijd opnieuw waar die oproep tot bekering gehoor vindt. Want onder ons zijn er mensen, die hun manier van geloven herbronnen en een leven leiden van binnenuit; of die metterdaad voor anderen opkomen. Wij kunnen vandaag allemaal een teken van nieuw leven en hoop zijn door een klein gebaar van goedheid en medeleven met de mens naast ons. Hoe dan ook, die toekomst begint klein. Het koninkrijk van de hemel komt dichterbij, als het zwakke in ons en naast ons en iederéén tot haar/zijn recht komt, als Gods goedheid erkend wordt en als structuren tot stand komen die het hulpeloze beschermen...
De Advent is dan de tijd bij uitstek om naar die toekomst toe te leven en ze metterdaad in concrete daden mogelijk te maken. Het is geloven dat het licht, dat nu nog slechts een klein vlammetje is, uiteindelijk als een groot licht in onze duisternis zal doorbreken. Als teken van dat hoopvol geloof, ontsteken we vandaag de tweede kaars van de adventskrans.
Ine Van Den Eynde, inleiding
Paul Heysse, preekvoorbeeld