- Versie
- Downloaden 34
- Bestandsgrootte 204.22 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
15 mei 2016
Pinksteren
Lezingen: Hand. 2,1-11; Ps. 104; Rom. 8,8-17; Joh. 20,19-23 of 14,15-16.23b-26 (C-jaar)
Inleiding
Eerste lezing: Handelingen 2,1-11
Het boek Handelingen van de Apostelen beschrijft hoe de eerste volgelingen van Jezus Christus zijn verhaal voortzetten door hem te verkondigen als de verrezen Heer. Na de boekinleiding in 1,1-3 wordt de startsituatie gecreëerd door de hemelvaart van Jezus in 1,4-11 en de vervanging van Judas door de nieuwe apostel Mattias in 1,12-26.
Daarna start het grote verhaal, waarvan het eerste deel aan het optreden van Petrus, de apostel der Joden, gewijd is en het tweede deel aan Paulus, de apostel der onbesnedenen. De overgang van het eerste naar het tweede hoofdpersonage wordt gevormd door 10,1–11,18, waar de auteur van de Handelingen der Apostelen Petrus als eerste de stap naar de volkeren laat zetten. Verder worden Petrus en Paulus parallel neergezet: wat Petrus meemaakt, maakt ook Paulus mee – met uitzondering van Pinksteren. De paulinische variant van het petrinische Pinkstergebeuren in 2,1-41 staat nog open. Het werk van de Geest is nog niet voltooid.
Het optreden van Petrus start dus met een Geestverhaal. De verzen 1-4 beschrijven de nederdaling van de Geest. De eenheid van de kleine groep, uitgedrukt in de woorden allen, dezelfde plaats en bijeen zijn (v. 1), opent een nieuwe verstaanshorizon: de communicatie wordt uitgebreid naar alle talen.
Op dit gebeuren volgen de reacties van de mensen in Jeruzalem. De eerste reactie in de verzen 5-12 bevat de vraag wat er aan de hand is dat iedereen van Gods grote daden hoort in zijn eigen taal. De tegenreactie klinkt in vers 13, die als het ware invult wat er gaande is, en wel op een negatieve wijze met een vermeende dronkenschap.
Daarop volgt een uitvoerige toespraak van Petrus (vv. 14-40). De toespraak is op zich al een bewijs van de Geest, omdat voor het eerst naar buiten wordt getreden en de Christus verkondigd wordt. Maar Petrus’ toespraak is dat ook inhoudelijk door met veelvuldige Schriftcitaten Jezus’ Pascha, dat wil zeggen zijn dood aan het kruis en zijn opstanding van Godswege, uit te leggen.
Het verhaal sluit af in vers 41 met de mededeling over het aantal nieuwe leden van de geloofsgroep. Ten opzichte van de oorspronkelijk kleine groep aan het begin van het verhaal is de groei immens. Daarmee wordt niet zozeer het succes van de prediking van Petrus aangeduid, als wel het welslagen van de communicatieve Geest die neergedaald is.
Zie: K. Touwen, ‘Handelingen van de Apostelen’ in: Henk Janssen/Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2014, 27-29
Tweede lezing: Romeinen 8,8-17
Sinds de liturgievernieuwing van het Tweede Vaticaans Concilie kan in plaats van de in de Romeinse liturgie traditionele lezing 1 Korintiërs 12,3b-7.12v ook een passage uit de Romeinenbrief gelezen worden.
Hoofdstuk 8 van de Romeinenbrief vormt een argumentatieve passage waarin de zekerheid van de christelijke hoop wordt aangetoond. Centraal staat daarin de Geest. Zoals de Geest zijn werk heeft gedaan bij Jezus Christus, zo doet dezelfde Geest zijn werk, parallel, aan hen die Christus navolgen. Daarom spreekt Paulus over de Geest van Christus die in u woont (v. 9).
Paulus beschrijft dat tot tweemaal toe. Zoals de Geest Jezus van de doden heeft opgewekt, zo zal hij ook de gelovigen eenmaal levend maken (v. 11). Bovendien, het is deze Geest die ons Abba doet roepen (v. 15).
Abba is het Aramese woord voor vader, dat Paulus er als vertaling ook bij geeft. De vermelding van deze aanspreektitel van God in het Aramees roept, zonder dat Paulus dat in zijn brieftekst expliciet maakt, Jezus zelf biddend op. Zoals Jezus in de Geest tot God kon bidden met de aanspreektitel Abba, kan elke christen dat op grond van diezelfde Geest met de aanspreektitel Vader.
Deze parallellie brengt met zich mee dat de gelovige, net zoals Jezus de Christus Zoon van God is, eveneens de status van het zoonschap verwerft. Aangezien de meeste Bijbelvertalingen graag inclusief vertalen (en niet zonder reden), wordt vaak het woord kindschap gebezigd; maar daarmee is wel de overeenkomst tussen Jezus als Zoon van God en alle gelovigen als zonen van God in de vertaling weggevallen. Pas in de toepassing gebruikt Paulus het inclusieve woord kinderen (v. 17). Wie Abba kan en mag zeggen tegen God, gelijk Jezus, en daarmee de status van zoon verkrijgt, gelijk Jezus, wordt erfgenaam van God, gelijk Jezus dat is door zijn lijden en zijn verheerlijking.
Dat een christen deze Geest heeft, is overigens goed te zien in het leven van alledag. Een gelovige leeft niet vanuit zelfgenoegzaamheid (v. 9), dat wil zeggen: vertoont geen houding waarin hij zichzelf centraal stelt, maar leidt een leven dat wars is van zelfzucht, zoals ook Jezus de ander en niet zichzelf in het centrum heeft gesteld.
Zie: S.M.J.M. Lamberigts, ‘Christus, onze gerechtigheid’, in: Henk Janssen/Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 75-86
Evangelielezing: Johannes 14,15-16.23b-26 en Johannes 20,19-23
In het Johannesevangelie valt de nederdaling van de heilige Geest op Paaszondagavond. Maar de Geest komt daar niet zomaar uit de lucht vallen. Zij is reeds ter sprake gebracht in de gesprekken tijdens de laatste avond dat Jezus en zijn leerlingen bijeen zijn, en wordt door de evangelist ook genoemd als Jezus sterft aan het kruis. Op deze wijze wordt de Geest nadrukkelijk aan Jezus’ Pascha gekoppeld.
Wie van de leerlingen wil meegaan met Jezus’ weg? Het blijkt in eerste instantie helemaal niemand te zijn. Tijdens de laatste avond samen levert Judas zijn Meester over voor dertig zilverstukken (13,21-30). Petrus, eerst nog zo fel enthousiast reagerend (13,9), verloochent zijn Meester (18,25vv). Van de mannen laat iedereen Jezus in de steek, uiteindelijk blijven, als Jezus aan het kruis sterft, alleen de vrouwen en de naamloze geliefde leerling over (19,25vv). Van het onderhouden van de geboden, waarover Jezus tijdens de laatste maaltijd spreekt, komt niet veel terecht. Daarom kondigt Jezus een nieuwe helper aan, die zijn getuigenis zal voortzetten, wanneer hij er eenmaal niet meer is: de Geest.
Op het moment dat Jezus aan het kruis sterft, levert Jezus dan ook de Geest over, zo beschrijft Johannes in 19,30. Dit geven van de geest is geen eufemistische uitdrukking voor sterven, zoals in het Nederlands (‘de geest geven’), maar is in het Grieks letterlijk bedoeld. Het probleem is echter dat er anders dan aan de vrouwen en de geliefde leerling, niemand is aan wie die Geest gegeven kan worden. Er is immers van Jezus’ leerlingen verder niemand meer over.
Deze situatie verandert op Paaszondagavond. De leerlingen zitten opgesloten, wat uitdrukking is van hun angst en onvermogen. Maar Jezus, de Verrezene, doorbreekt hun gesloten situatie en treedt bij hen binnen met iets dat zij in hun angst maar niet konden (be)vatten: vrede. De doorbreking met vrede leidt tot een nieuwe situatie: de Geestgave. De Geest maakt van de ontvangers volgelingen van Jezus, parallel aan Jezus zelf. Zoals Jezus gezondene is, zo worden de ontvangers van de Geest dat eveneens. Zoals Jezus zonden vergeeft, zo gaan ontvangers van de Geest dat eveneens doen. Alles wat Jezus heeft gezegd en gedaan, wordt door deze Helper bij de volgelingen van Jezus tot gedachtenis gemaakt: zij worden zoals Jezus het heeft voorgeleefd.
Preekvoorbeeld
De heilige Geest wil dat overal op aarde de grote daden van God bekend worden, daden van liefde en recht, van vrijheid en vrede. De hele mensenwereld komt dan ook in zicht. De horizon gaat wijd open. Er worden namen opgesomd van allerlei volken en landen. Vreemde namen voor ons misschien, zoals Parten, Meden en Elamieten, maar als we die namen vertalen, blijkt het om onze eigen wereld te gaan. Het begint in het Midden-Oosten, waar nu Irak en Iran en Saoedi-Arabië liggen. Dan gaat de blik over de Middellandse Zee heen, over Kreta en de Griekse eilanden, naar Rome toe, de moederstad van Europa. En tussenbeiden zien we aan de noordzijde van die zee Turkije en aan de zuidzijde Egypte en Libië. Dat is dan wel niet meteen de hele wereld, maar het is ‘onze’ wereld en het is een gebied waar we juist deze dagen met grote zorg naar kijken. We zien hoe het Midden-Oosten en Europa met elkaar overhoop liggen. We horen hoe ook hun landen onderling met elkaar in strijd zijn gewikkeld en hoe sommige landen ook nog eens door burgeroorlog worden verscheurd. En tussen die landen moet de Middellandse zee de vluchtelingen een kans op leven geven op kantelende bootjes. Het is hartverscheurend. Het is een regio waar oorlog woedt, nu eens met legers en verwoestende bombardementen en dan weer met terreurdaden en bloedige aanslagen, terwijl de bewoners niet weten waar ze het zoeken moeten. Zo’n wereld. Dat is de horizon waar de Geest de grote daden van God aan de orde wil stellen. Daden van liefde en recht, daden van vrijheid en vrede. Ze zijn hard nodig. Zonder die daden is er geen leven mogelijk.
Het begint allemaal in een kamertje in Jeruzalem waar zich een kleine, maar enthousiaste groep mensen verzamelt. Ze komen altijd op dezelfde plaats bijeen, ze spreken dezelfde taal en worden door dezelfde geest vervuld. Met zo’n groep om je heen denk je al gauw dat je de wereld kan veranderen. Je roept: Yes we can en Wir schaffen es! Maar dan gebeurt er iets wat de saamhorigheid verstoort. De heilige Geest zelf brengt onrust. Op een dag merken de groepsleden dat ze niet allemaal meer dezelfde taal spreken. Ieder begint zich op een eigen manier uit te drukken. Al gauw begrijpen ze elkaar niet meer. De bekende woorden verliezen hun betekenis en de oude vertrouwde ideeën kunnen ze niet meer met elkaar delen. Terwijl de één nog vuriger spreekt dan de ander is harmonie ver te zoeken. Het kamertje wordt al gauw te klein voor zoveel opwinding. Begrijp goed, we hebben het hier niet over een talenwonder, maar over een communicatiestoring. Zo begint het op die mooie Pinksterdag: de kerk is nog niet geboren of ze heeft een probleem. En erger. Voor ze het weten ligt dat probleem op straat en de buurt bemoeit er zich maar al te graag mee.
Ineens komt ‘de buurt’ in beeld. Daar moeten we het dus óók over hebben. De buurt is namelijk net zo belangrijk als die kerk. En die buurt, daar en toen, lijkt een beetje op onze buurt hier en nu. In het Jeruzalem van toen woonden namelijk veel vluchtelingen. Dat waren wel Joden of vrienden van Joden, maar ze waren niet in Jeruzalem geboren. Ze waren ergens in Iran of Irak of Syrië of Rome opgegroeid en ze hadden zich daar lang veilig gewaand, maar onverwachts werden ze er buitengesloten en hadden noodgedwongen moeten emigreren. Ze hadden een nieuw bestaan moeten zoeken in wat ze hun Joodse land noemden. Eenmaal in Jeruzalem merkten ze echter hoe verschillend ze waren. Ze hadden elk hun eigen verleden meegenomen: dat was de cultuur, de levensstijl en de taal van het land waar ze vroeger gewoond hadden. Je zag op straat meteen hoe verschillend die mensen waren. Dat leidde onvermijdelijk tot spanningen. Het is een buurt met een probleem. Over zo’n buurt hebben we het.
Het is duidelijk: de buurt en de kerk hebben hetzelfde probleem. De mensen zijn onderling zo verschillend dat ze elkaar niet echt kunnen verstaan. Dat kan niet goed gaan. Dat roept angst op en agressie. En precies daar, in die kerk en in die buurt, begint de heilige Geest haar eigenlijke werk te doen. Vanuit dat ene kamertje in Jeruzalem waait ze uit over de hele buurt. Ze spreekt elk mens in het hart aan, in de taal waarin ze zijn opgegroeid. En ze verstaan de boodschap van de liefde, ieder in de eigen taal. De Geest veracht de verschillen niet, maar geniet ervan. En ieder die de Geest krijgt, voelt dat hij en zij er mag zijn, zo verschillend als ze zijn. Ze zijn vrij om te zingen met eigen woorden. De boodschap van Gods grote daden is net zo veelkleurig en veelvormig als de hele wereldbevolking. Gods liefde en recht, de vrijheid en de vrede verschijnen in vele, onverwachte gestalten. Ze verrassen ons, zoals een man of een vrouw ons verrast die ineens een kleur van plezier op het gezicht krijgt. Het gezicht is ineens anders: het straalt! Gods rijk dat komt, brengt een kleur van plezier op het gezicht van de wereld. Ineens zien we hoe heerlijk die verscheidenheid van talen, culturen en volken is. Dat verschil is geen probleem, het is juist de kracht van de gemeenschap. Dat leren we op deze Pinksterdag. Zie hoe de wereld straalt. O, die oude, erbarmelijke, oorlogszuchtige wereld begint te stralen! De vlammen slaan haar uit. Zo warm is de Geest, zo warm als de liefde.
inleiding dr. Archibald van Wieringen
preekvoorbeeld prof. dr. Maarten den Dulk