- Versie
- Downloaden 23
- Bestandsgrootte 127.15 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
15 augustus 2016
Maria Tenhemelopneming
Lezingen: Apok. 11,19a; 12,1-6a.10ab 1 Kor. 15,20-26 Luc. 1,39-56 (C-jaar)
Inleiding
Reed in de vijfde eeuw is er sprake van een Mariafeest in Jeruzalem. Op de plaats waar volgens de overlevering Jezus het Laatste Avondmaal had gevierd met zijn leerlingen, was intussen een kerk gebouwd, bekend als de Hagia Sion, waarin, onder andere, een kapel was gewijd aan de Dormitio Mariae (ontslaping van Maria). In de volgende eeuwen werd daar een steen vereerd waarop Maria zou hebben gelegen in afwachting van het moment van haar dood. Een apocriefe tekst vertelt hoe de apostelen het lichaam van Maria vandaar overbrachten naar een graf in het Kedrondal, vlak bij de Hof van Olijven, daar waar zich tot vandaag de kerk van het Graf van Maria bevindt. Elk jaar in de maand augustus brengen de Grieks-Orthodoxen een icoon van de ontslapen Maria vanuit Jeruzalem naar deze kerk. Na het feest van de Tenhemelopneming wordt deze weer naar de oude stad terug gebracht. Ofschoon het feest van de Tenhemelopneming oude papieren heeft, bestaan er geen directe bijbelse gronden voor deze viering. Het is dan ook niet gemakkelijk om de juiste Bijbellezingen voor de liturgie van dit feest te kiezen. De eerste en tweede lezingen van vandaag hebben oorspronkelijk geen enkele verbinding met Maria. Het evangelie zegt niets over het einde van Maria’s leven; integendeel, deze tekst maakt deel uit van de kindheids-vertelling door Lucas.
Apokalyps 11,19a.12,1.3-6a.10a
De auteur van deze tekst heeft zich, ongetwijfeld, laten inspireren door beelden uit de joodse Bijbel. De vrouw in barensnood, omkleed met de zon, de maan en de sterren; de aanval van een monster en Gods redding zijn thema’s die herhaaldelijk terugkomen in de oude joodse geschriften. Het teken van de vrouw heeft allereerst betrekking op het volk Gods waaruit de Messias voortkomt. Gedurende heel zijn geschiedenis is dat Godsvolk belaagd geweest door vijandige machten, maar telkens weer heeft JHWH het uit de verdrukking gered. Het was voor het Godsvolk niet altijd gemakkelijk om in de redding Gods te geloven. De oude Hebreeën zagen het niet meer zitten in de woestijn en wilden terug naar de vleespotten van Egypte. Tijdens de Babylonische ballingschap dachten veel Israëlieten eveneens dat God hen verlaten had. Voor de christenen in de eerste en tweede eeuw die leden onder de Romeinse vervolgingen leek het er op dat de geschiedenis zich herhaalde. Het is dan ook niet te verwonderen dat de schrijver van de Apokalyps put uit de traditie van het oude Godsvolk en dat opschreef in een vertelling met beelden die hij kende uit het Eerste Testament.
Apokalyps betekent zoiets als ‘ontsluiering’; het is een eyeopener om de lezers te laten zien wat ze eerst niet door hadden, wat ze vergeten waren, of waar ze aan twijfelden. En zo wordt de vrouw in barensnood symbool van de kerk en haar kind de Messias die door zijn verrijzenis naar God en zijn troon werd gevoerd en uitgeroepen tot deelgenoot aan de redding, de macht en de heerschappij van God. Nu is het nog maar een kleine pas om die vrouw te identificeren met Maria, de moeder van Jezus de Messias.
De slang, draak, monster of geitenbok in de oudtestamentische vertellingen symboliseren de vijanden van het Godsvolk. Ook hier volgt de Apokalyps de eeuwenoude traditie. Het monster dat de vrouw, het volk Israël, de kerk, aanvalt is hier het Romeinse rijk, de grote vijand van dat ogenblik. En zoals ten slotte de vijanden uit het verleden overwonnen werden, zo zal ook het huidige monster overwonnen worden. De vrouw zal naar de woestijn gevoerd worden, de plaats waar God, zoals voorheen met de Hebreeën, zijn volk redt uit de macht van het vijandige Egypte, de plaats ook waar JHWH Israel het meest nabij was en het tot zijn uitverkoren volk maakte.
Met de redding van het Godsvolk en de overwinning op de vijand breekt voor Israel telkens weer een tijdperk van vrede, geluk en voorspoed aan. De schrijver van de Apokalyps gelooft dat, ondanks de vervolgingen van het moment, ook voor de kerk een tijd van vrede en welzijn is weggelegd. Hij vertelt van een stem uit de hemel die dit luid roepend bevestigt: ‘Nu zijn de redding en de macht en het koningschap van onze God gekomen en de heerschappij van zijn Messias.’
Heeft Maria werkelijk iets van doen met deze situatie? Eigenlijk niet, want de Apokalyps spreekt nergens over een vervolging van Maria en haar zoon Jezus. Het is interessant dat de Koran wel spreekt van Maria die zich terugtrekt op een afgelegen plaats waar zij haar kind ter wereld brengt, een overlevering die Mohammed waarschijnlijk van een of andere, misschien niet honderd procent orthodoxe, christengemeenschap heeft overgenomen.
De volksvroomheid heeft de eeuwen door Maria onder andere gezien als degene die de strijd aanbond tegen de machten van het kwaad. Christenen baden: Sub tuum praesidium refugimus, onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht. Christelijke legers streden onder de banier van Maria. Het beste antwoord werd echter gegeven door het Tweede Vaticaanse Concilie. De dogmatische constitutie over de kerk, Lumen Gentium, beschrijft de rol van Maria als beeld van de kerk (hoofdstuk 8). Op deze wijze wilde het concilie de aandacht vestigen op het wezenlijke in de katholieke leer: de centrale plaats van Christus in Gods heilsplan. Paus Joannes Paulus II voegt daar in zijn encycliek Redemptoris Mater nog aan toe dat Maria op speciale wijze aanwezig is op de pelgrimstocht van de Kerk als het nieuwe volk Gods op de gehele aarde (Deel 2, hoofdstuk 1,31).
De lezing uit de Apokalyps op het feest van Maria Tenhemelopneming nodigt uit om de aandacht te richten op de Heer die zijn volk nabij blijft ondanks lijden en vervolging.
1 Korintiërs 15,20-26
In de lezing uit de Apokalyps was sprake van de heerschappij van de Messias, zonder in details te treden waarin die heerschappij precies bestaat. In deze tweede lezing schrijft Paulus over de macht van Christus. Voor hem is het teken van de overwinning en de macht van Christus de verrijzenis uit de dood. Deze verrijzenis is niet alleen de bekroning van het leven van Christus maar eveneens van allen die hem volgen, en dus Maria op de eerste plaats. Evenals in de eerste lezing klinkt in de woorden van Paulus het geloof door dat God voor altijd met zijn volk zal zijn.
Zie: H.M.J. Janssen, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen/Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014 20162, blz. 41-56
Lucas 1,39-56
De eerste lezing tekent het volk Gods in de figuur van een vrouw. Het evangelie van deze feestdag doet dat, in zekere zin dubbel op. De welkomstwoorden van Elisabet tot Maria vertolken de bewondering van de gelovigen om hetgeen God heeft gedaan in Maria, de gelovige die zich volledig ten dienste van de Heer heeft gesteld: ‘Gezegend ben jij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot. Gelukkige vrouw, zij die gelooft! Wat haar namens de Heer is gezegd, zal in vervulling gaan.’
Evenals de auteur van de Apokalyps zich inspireert op de traditie van Israël, laat Lucas Maria een lofzang aanheffen met oudtestamentische woorden, een soort psalm die zingt van Gods grote daden. En zoals in de Apokalyps een radicale omkeer aangekondigd wordt ten behoeve van de vervolgde kerk, en zoals Paulus de overwinning op de dood beschrijft, zo laat de evangelist Maria zingen van de fundamentele veranderingen in de wereld: wie zich verheven waanden worden uiteengeslagen; machtigen verliezen hun bevoorrechte positie terwijl de geringen in aanzien stijgen; rijken verliezen hun kapitaal, maar de armen mogen rekenen op overvloed. Deze radicale omkeer van de situatie zijn de kenmerken van de heerschappij van Israëls God vanaf het moment dat hij Abraham riep om zijn volk te worden. Maria herkent zich in deze beschrijving van het volk Gods, nakomelingen van Abraham. Zij identificeert zich volledig met allen aan wie God zijn kracht heeft getoond. En zoals in de eerste lezing de vrouw dat volk vertegenwoordigt, zo is ook hier Maria de verpersoonlijking van de Kerk naar wie de Heer omziet in zijn noden. Dit te ervaren is voor Maria en voor de Kerk motief om de Heer te roemen en te juichen om zijn redding.
De drie lezingen van dit feest zijn aankondigingen van de radicale omkeer die God teweeg brengt te midden van zijn vaak lijdend volk. Ongetwijfeld heeft Maria een bijzondere plaats in dit proces, daarom is het feest van haar Tenhemelopneming voor alles een viering van de grote daden van de Machtige aan zijn volk.
Preekvoorbeeld
Bij vele gelovigen neemt Maria een bijzondere plaats in. De kaarsjes die branden bij haar beeltenis zijn daarvan stille getuigen. We zien ze in kerken, in kapellen langs de weg, in ziekenhuizen, gevangenissen en zeker ook thuis. In de gebeden tot haar gericht voelen velen zich verstaan. Ze is moeder van Jezus, zeker. Maar ook onze moeder, moeder van de gelovigen, moeder van de kerk, moeder van het Godsvolk onderweg.
In de voorbije weken was ik van nabij getuige van het prille contact tussen een jonge moeder en haar kindje. In de eerste weken en maanden ontwikkelt zich een intensief contact tussen deze twee. Dat speelt zich af in de eenvoudige fundamentele handelingen van voeden, wassen en verzorgen. Tussen dit alles door wordt er heel veel geslapen. Hoe mooi is het om te zien dat er gaandeweg tussen die twee meer en meer oogcontact ontstaat. Het kind laat merken dat het mama herkent. Ze gaat haar gezicht zien en zo ontwikkelt de grimas van de lach zich meer en meer tot een heuse (glim)lach.
Opvallend is dat het contact via de ogen en het elkaar voelen, samengaat met de ontwikkeling van horen en klank. Moeder en kind gaan elkaar hierin meer en meer verstaan. Er ontstaat een over en weer, een wederzijds reageren. Ik werd getroffen door de moeder die haar kind geluid en klank probeert te ontlokken. Tot woorden komt het nog niet, maar ze zijn samen bezig te komen tot herkenbare stemgeluiden. Als ergens, dan is hier sprake van een echt liefdesverbond.
Nu we stilstaan bij de Tenhemelopneming van Maria, komt een oude jeugdherinnering bij me boven. Als jongste van ons gezin moest ik als eerste naar bed. Het was een vaste gewoonte dat moeder me naar boven bracht. Zo niet die ene avond die ik me nu herinner. Zij lag ziek in bed en een van mijn broers nam het ritueel van het naar bed brengen over van moeder. Toen ik haar welterusten ging zeggen, vertelde ik dat ik zo moeilijk kon slapen. ‘Bid maar wat voor het slapen’, was haar advies. Ik ging naar bed en bad vurig dat moeder vlug beter zou worden.
Na een paar minuten ging ik weer naar haar toe en vroeg haar of ze zich al wat beter voelde. Haar antwoord was ontkennend. Ga maar lekker slapen, zei ze en ze aaide me over mijn bol. In bed vouwde ik de handen en bad opnieuw. Even later liep ik weer naar moeder. ‘Gaat het nu wat beter, mam?’ Toen antwoordde ze met een zinnetje dat ik nooit vergeten ben: ‘Bidden is geen bevel, lieve jongen.’ Dit zinnetje maakte diepe indruk op me. Hoe vaak heb ik het niet herkauwd en geproefd?
Wij weten hoe diep we worden geraakt en bepaald door het gezin waar we in opgroeien. Wat voor sfeer en cultuur hangt er? Hoe gaan ouders met elkaar om en met de kinderen? Wat verwachten ze van hun kinderen? Welk voorbeeld geven ze en wat voor houding en gedrag moedigen ze aan?
Er wordt wel eens gezegd dat Maria, de moeder van Jezus, in de evangeliën een heel bescheiden rol is toebedeeld. Ten dele is dat waar. Jezus en zijn leerlingen komen inderdaad uitgebreider in beeld. Maar is het niet juist Maria die in de kindheidsverhalen van Jezus een belangrijke plaats inneemt? En ook is ze in de buurt als Jezus zijn eerste wonder verricht op de bruiloft te Kana. En is zij het niet die haar zoon volgt op zijn lijdensweg? Tot het bittere einde blijft ze haar zoon nabij. En ook op het feest van Pinksteren, die geboortedag van de kerk, wordt haar naam genoemd.
Vanuit mijn pastorale werk binnen het gevangenispastoraat kwam ik in aanraking met jeugdige gedetineerden. In de gesprekken kwam wel eens de vraag aan bod wie de belangrijkste figuur was in hun leven. Frappant vaak was het antwoord: mijn moeder. Vader daarentegen was veel minder in beeld. Een jongen drukte het eens zo uit: ‘Mijn moeder is heilig voor me, daar blijft iedereen van af!’ Nu zullen ze deze overtuiging misschien niet gemakkelijk met haar delen. Maar hun moeders zullen deze onderstroom van hechting en liefde zeker waarnemen. Ondanks de onmacht, de pijn en de wanhoop die deze moeders aan hun kind ervaren, blijft de loyaliteit groot. Het is haar kind en zal haar kind blijven. Je merkt het aan het veelvuldige bezoek dat ze brengen aan hun zoon. Ook al komen ze van ver en al zijn de reiskosten hoog, ze laten zich niet tegenhouden. Het wekelijks bezoekuur dat hun een halve dag kost, laten ze niet schieten. Moeders laten hun kind niet gemakkelijk in de steek.
Maria, de moeder van Jezus. Zij schiep de bedding waarin hij opgroeide. Wat een geloof en vertrouwen spreken er uit de lofzang van haar woorden in de evangelielezing van vandaag. Het is het visioen van een nieuwe wereld, gebaseerd op de rijke joods-christelijke geloofstraditie. Huub Oosterhuis geeft ons de woorden van dit visioen in zijn eigen taal in het gedicht/lied: De wijze woorden en het groot vertoon.
Zijn woord wil deze wereld omgekeerd:
dat lachen zullen zij die wenen,
dat wonen zal wie hier geen woonplaats heeft,
dat dorst en honger zijn verdreven -
de onvruchtbare zal vruchtbaar zijn,
die geen vader was zal vader zijn;
mensen zullen andere mensen zijn,
de bierkaai wordt een stad van vrede.
(GvL 428, Liedboek 1001)
Als gelovigen mogen we weten dat Maria ook onze moeder is. In haar woorden en daden schuilt veel troost, bemoediging en vertrouwen. Al de velen die zich in gebed tot haar richten mogen zich aan haar optrekken. In het vertrouwen dat Maria hun noden verstaat. Zij is immers de moeder van gelovigen. We mogen dankbaar zijn dat zij ons probeert te verleiden tot een leven met plaats voor mededogen waarin plek is voor iedereen. Ook voor de kleinen en kwetsbaren. Laten we elkaar daarin bemoedigen!
inleiding Gerard van Buul ofm
preekvoorbeeld Arie van Boekel