- Versie
- Downloaden 10
- Bestandsgrootte 368.11 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
10 februari 2016
Aswoensdag
Lezingen: Joël 2,12-18; Ps. 51; 2 Kor. 5,20–6,2; Mat. 6,1-6.16-18 (C-jaar)
Inleiding
Op deze eerste dag in de voorbereidingstijd voor Pasen lezen we teksten van omkeer en inkeer. Het is goed om te bedenken – en daar wijzen alle lezingen ook op – dat dit gebeurt in het kader van de ontmoeting met de levende Heer. Dat voorkomt dat men alleen maar zou letten op zichzelf en zou blijven steken in het benadrukken van de eigen kleinheid of zondigheid. De lezingen laten er geen misverstand over bestaan: in de ontmoeting met God wordt de mens geconfronteerd met zijn onvolmaaktheid. Tegelijkertijd is er echter juist de ruimte om dat te erkennen en zijn er kansen om te zoeken naar nieuwe wegen om te gaan en om nieuw te beginnen.
Joël 2,12-18
Joël 2,13 (‘Bekeert u tot JHWH, uw God. Want genadig en barmhartig is hij, lankmoedig en groot van goedertierenheid, berouw hebbende over het onheil.’) is een citaat uit Exodus 34. Dat is een centrale tekst uit het Oude Testament. In Exodus 34 wordt verteld hoe Mozes opnieuw de berg Sinai op gaat om daar de stenen tafelen met de tien woorden van God uit zijn hand te ontvangen. De eerste versie had Mozes stuk gegooid uit woede over de afgoderij die het volk begaan had bij zijn afwezigheid. Ook de relatie met JHWH leek stuk. Maar er werd een nieuw begin gemaakt en daardoor lijkt de relatie tussen JHWH en zijn volk nog sterker geworden te zijn.
Mozes mag zelfs zijn heerlijkheid (in het voorbijgaan) zien. In die ontmoeting spreekt JHWH zich uit over zichzelf: ‘JHWH ging aan hem voorbij en riep: JHWH, JHWH, God, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; maar de schuldige houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht’ (Ex. 34,6v).
JHWH stelt zichzelf hier voor als een genadige God, maar ook als een God die het kwaad niet ongestraft laat. Joël heeft alleen het eerste overgenomen, de strenge kant van JHWH was in het voorafgaande deel van zijn profetie blijkbaar al voldoende aan bod gekomen. In plaats daarvan volgt nu (in v. 14) de opmerkelijke uitspraak dat JHWH misschien zal terugkomen van zijn besluit. Zou JHWH zich dan ook kunnen bekeren? Dat is een vraag die regelmatig terug komt in de Bijbel en waarop verschillend wordt gereageerd. Aan de ene kant wordt beweerd dat JHWH geen spijt kan hebben. Dat past niet bij zijn goddelijke status. Aan de andere kant komt hij in de verhalen meer dan eens terug van een genomen besluit. Dat past bij de God die hij blijkbaar wil zijn: een God die een volwaardige relatie met de mens wil aangaan, waarin ruimte is voor inkeer en ommekeer. De geschiedenis van Israël is er vol van.
Psalm 51
Psalm 51 helpt de mens om de grenzen van die gegeven ruimte niet te overschrijden. Dat is de fout die, zo maakt ons Genesis 3 duidelijk, de mens vanaf het begin maakt. Een mens wil soms meer dan goed voor hem is en misbruikt de mogelijkheden hem gegeven. Psalm 51 herinnert in zijn opschrift aan de manier waarop David dit weer eens bevestigd had. Hij had zijn macht als koning misbruikt om zich de vrouw van een ander toe te eigenen. In de ontmoeting met God komt dat schrijnend aan het licht. Het is de confrontatie met Gods gerechtigheid. De term gerechtigheid staat voor het leven zoals God wil dat het geleefd wordt. Juist van de koning wordt verwacht dat hij dat leven weerspiegelt. In de ontmoeting met de rechtvaardige God voelt David hoezeer hij mislukt is als degene die juist vanuit die rechtvaardigheid had moeten handelen. Hij voelt zich door en door zondig en roept uit dat hij in de moederschoot al niet deugde (Ps. 51,7).
Wie hier een verwijzing in ziet naar het latere leerstuk van de erfzonde loopt het risico te missen waar het David om gaat. Hij wil zich niet verschuilen achter een aangeboren onvermogen, hij wil juist de volle verantwoordelijkheid op zich nemen. Hij blijft daar echter niet in steken. Er is ook een omkeer mogelijk. Dat is te zien in het verloop van de psalm. Men begrijpt de psalm pas goed wanneer men oog krijgt voor de beweging in het lied. De verwijzing naar de rechtvaardigheid van God is in het begin een verpletterend inzicht, maar aan het slot is die rechtvaardigheid iets dat juichend wordt bezongen (v. 16).
Het verschil wordt door God gemaakt. Hij laat het gebed om een nieuw hart te scheppen (v. 12) niet onverhoord. Er is wel een belangrijke voorwaarde: de vraag moet wel echt zijn en niet plichtmatig. Wie zich vernedert voor God omdat dit nu eenmaal zo hoort volgens de wetten van de liturgie, zal weinig van die heilzame verandering bespeuren.
2 Korintiërs 5,20–6,2
De oproep van Paulus namens Christus om zich met God te verzoenen (2 Kor. 5,20) kan men ook het beste lezen tegen de achtergrond van zijn eigen ontmoeting met Christus op zijn reis naar Damascus. Het is mogelijk om net als Paulus zo’n ommekeer mee te maken en te ervaren dat de aanzet daartoe door Christus zelf gegeven wordt. Heel mooi is dat Paulus eraan toevoegt dat dit gebeurt als de tijd daar rijp voor is (6,2). Het is beter om niet al te krampachtig te zoeken naar het moment van ommekeer. Zoiets laat zich niet forceren. Maar je kunt je er wel op voorbereiden, zodat je openstaat voor de verandering en je kansen grijpt wanneer die zich voordoen.
Zie: P.J. Tomson, ‘2 Korintiërs. De heidenapostel in het nauw geraakt’ in: Henk Janssen/Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, blz. 51-53
Matteüs 6,1-18
Het vasten is een manier van voorbereiden op de ontmoeting met God. Het is een manier om los te komen van al die dingen die je aandacht en energie opeisen. Niet alles daarvan is de moeite waard. In Matteüs 6 wijst Jezus in het voetspoor van de profeten en van Psalm 51 echter ook op het gevaar dat het vasten zelf juist de goede ontmoeting met God in de weg staat. Het kan een show worden om zich aanzien te verwerven onder de mensen.
Opvallend is dat in vers 1 weer de term gerechtigheid valt. Jezus waarschuwt: ‘Let op dat jullie de gerechtigheid niet beoefenen voor de ogen van de mensen, alleen om door hen gezien te worden’. De vraag naar gerechtigheid hoort namelijk in de eerste plaats thuis in de ontmoeting tussen God en mens. Daarin valt het verschil op tussen Gods gerechtigheid en de onvolkomenheid of zonde van de mens, maar juist in die ontmoeting ontstaat er de mogelijkheid voor de mens om daar niet in te blijven steken. Wanneer mensen elkaar de maat van gerechtigheid gaan nemen, kan het daarentegen benauwend worden. Mensen kunnen ertoe verleid worden zich beter voor te doen dan zij zijn.
Door dit soort schijnheiligheid prikt God genadeloos heen. Hij ziet wat voor mensenogen verborgen blijft. Dat is niet iets om dan alsnog bang voor te worden. Het is eerder iets wat vertrouwen wekt, zoals verwoord in Psalm 139: ‘JHWH, u kent mij, u doorgrondt mij’. Dat is reden voor vertrouwen en voor inspiratie om de goede weg te kiezen.
Preekvoorbeeld
In de afgelopen dagen hebben veel mensen carnaval gevierd. Alles op zijn tijd! Wij hopen dat zij er veel plezier aan beleefd hebben.
Vandaag op Aswoensdag beginnen wij met de veertigdaagse voorbereiding op het Paasfeest. Vanouds werd dit de vastentijd genoemd. Veertig dagen lang werd er minder gegeten en gedronken. Nu hebben wij alleen nog de Aswoensdag en de Goede Vrijdag als echte vastendagen.
Voor veel godsdiensten is vasten heel belangrijk. Wij weten hoe praktiserende Joden op Grote Verzoendag zich er heel precies aan houden. Wij weten het ook van de moslims met hun ramadan als vastentijd. Terwijl katholieken nog nauwelijks vasten en eigenlijk nog maar twee vastendagen kennen, hebben de moslims in ons midden het vasten uit religieuze overtuiging weer onder onze aandacht gebracht. Ook de meeste Syrisch-orthodoxe christenen nemen het vasten serieus en leven het ons voor.
Ook op een andere manier zien wij hoe de belangstelling voor het vasten weer toeneemt. Mensen willen bewuster leven, niet meer van alles en nog wat eten en drinken, maar hun leven en hun eetgewoontes weer in balans brengen. De ene dag volop gebak en de andere dag een paar droge crackers!
Iedereen hier zal doorhebben dat vasten niet alleen met eten en drinken te maken heeft. Het hoeft ook helemaal niet te vloeken met carnaval of feest vieren.
De profeet Joël zei het vandaag heel duidelijk. Zo spreekt God de Heer: ‘Keert tot mij terug, van ganser harte, met vasten, met geween en met rouwklacht. Scheurt uw hart en niet uw kleren, keert terug tot de Heer uw God.’
Aan het begin van de vastentijd wordt ons gevraagd ruimte te maken voor het belangrijkste in ons leven en om anders te gaan leven, om terug te keren naar God, de bron van ons leven, om meer te bidden, om meer dan anders rekening te houden met onze medemensen, vooral de mensen in nood.
Waar we alleen maar vol zijn van onszelf, is het goed om onze relatie met God weer te herstellen. Je kunt niet alleen maar voor jezelf leven. Als je alleen maar eenzijdig aan je eigen geluk denkt, is er geen goed evenwicht meer, dan is de gezonde balans zoek tussen God, je naaste en jezelf.
De teksten van deze dag roepen ons op om onze verhouding met God weer te herstellen. Ook al vergeten wij God, hij zal ons nooit vergeten. Hij is ons altijd voor met zijn liefde. Wij moeten ons bekeren en ons weer opnieuw tot hem richten. Ook al gooien wij de stenen van zijn geboden aan diggelen, zodat de relatie met hem bijna op de klippen loopt, hij zal met barmhartigheid over zijn hart strijken en zich over ons ontfermen. Hij zal ons nooit laten vallen.
‘Genadig is Hij en barmhartig, lankmoedig en vol liefde, en hij heeft spijt over het onheil’, zei Joël. Er is altijd ruimte om opnieuw te beginnen. Aan God zal het niet liggen. Er is altijd ruimte voor inkeer en ommekeer. Nu zijn wij aan zet.
Vandaag op Aswoensdag ontvangen wij een askruisje. ‘Bedenk wel: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.’ Vroeg of laat moeten wij allemaal door het stof. Je kunt niks meenemen. Eén keer moeten we alles wat we ooit hebben gekregen, uit handen geven en loslaten. Eigenlijk zou dat in ons dagelijks leven een tweede levenshouding moeten worden. Sterven aan je zelf en aan je egoïsme. Je leven, gericht op God, delen met anderen. In deze vastentijd kunnen we dat in praktijk brengen en ons afvragen hoe het zit met onze vastgeroeste gewoontes en met onze verslavingen. Kunnen we onszelf nog wel iets ontzeggen, zodat de ander die het minder heeft, er wat aan heeft? Leven we niet vaak ten koste van de armoede van anderen?
In dit verband is het goed vandaag al te denken aan de bisschoppelijke vastenactie. Wat hebben we over voor de mensen in Oeganda, die in de droogte van hun woongebied behoefte hebben aan waterputten en andere bronnen van bestaan?
Zo zijn er vele goede projecten voor de armen en de vluchtelingen in de wereld, waar parochies aandacht voor vragen. De armen en de vluchtelingen zijn trouwens ook heel dicht bij ons.
Wie geeft, wie wat voor een ander over heeft, wordt een vrijer mens. Wat dat betreft kunnen we een voorbeeld nemen aan arme mensen, die weten wat het betekent arm te zijn en die vaak nog het laatste dat ze hebben delen. We zitten soms veel te veel vast aan ons eigen bezit.
Vasten hoeft niet gepaard te gaan met al te opzichtige dingen, zegt het evangelie. Beoefent uw gerechtigheid niet voor het oog van de mensen. Als je een aalmoes geeft, doe het dan in stilte, voor het aanschijn van God. Als je bidt, gedraag je dan niet schijnheilig. Trek je terug in je binnenkamer. God hoort je wel. Hij kent je door en door.
Ook als je vast, doe gewoon, doe gewoon goed. Trek geen strak gezicht. Je kunt er gewoon vrolijk onder blijven. Niemand is er bij gebaat als je opzichtig in zak en as gaat lopen.
Laten we proberen gewoon bewuster te leven, onze gebreken onder ogen te zien en er wat aan te doen.
Nu is het de gunstige tijd, zouden wij met Paulus kunnen zeggen, om wat meer contact te zoeken met God, nu is het de tijd om het leven met elkaar te delen in de geest van Jezus, nu is het de tijd om ons te bekeren, zodat we met Pasen echt iets te vieren hebben als mensen die uit de as van deze woensdag zijn herrezen.
inleiding prof. dr. Klaas Spronk
preekvoorbeeld Jan Kortstee