- Versie
- Downloaden 42
- Bestandsgrootte 378.25 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
18 september 2016
Vijfentwintigste zondag door het jaar (Vredeszondag)
Lezingen: Am. 8,4-7; Ps. 113; 1 Tim. 2,1-8; Luc. 16,1(10)-13 (C-jaar)
Zie: PAX Vieren 2016: www.paxvoorvrede.nl/publicaties
Inleiding
Je kan niet én God én de mammon dienen. Met deze waarschuwing wijst Jezus volgens Lucas nadrukkelijk de mogelijkheid af om geldbelust te zijn en toch mens te zijn naar Gods hart. Hiermee laat de evangelist Jezus aansluiten bij een profetische traditie en oproepen tot betrouwbaarheid, niet enkel in de omgang met bezit maar ook met het rijk Gods.
Amos 8 – Het ijkpunt verlegd
Amos 8,4-7 maakt in profetische taal wel heel concreet wat Lucas zal verwoorden als ‘op geld belust zijn’ en ‘de mammon dienen’. Feestdagen en sabbat verliezen hun religieuze (Num. 10,10; 28,11; Ex. 31,14vv) of sociale (Ex. 20,8vv; 23,12) corrigerende functie: ze kunnen niet snel genoeg voorbij zijn, zodat men terug handel kan drijven. Voortgedreven door hebzucht, frauderen de handelaars met inhoudsmaten, de gewichten en de weegschaal zelf. Ze schuwen de schuldslavernij niet: om de prijs van een paar sandalen worden mensen slaaf, het verlies van hun vrijheid is bovendien nauwelijks iets waard.
Vanuit goddelijk perspectief is dit hetzelfde als uit zijn op de ondergang van de machtelozen en moedwillig kwaad berokkenen aan de armen. Voor God is de maat vol: de tijd is rijp om in te grijpen, deze daden zullen niet vergeten worden, het volk wordt niet langer gespaard (vgl. Am. 2,6).
Lucas 16 – De verkwistende rentmeester
Het verhaal van de verkwistende rentmeester roept vragen op. De rentmeester wordt aangeklaagd bij een rijk man als een verkwister van diens bezit. Het is logisch dat zijn meester hem dus van wanbeheer verdenkt, en hem ter verantwoording roept. Maar hij krijgt niet de kans om zich te verantwoorden, want het oordeel volgt dadelijk op de vraag om verantwoording: rentmeester blijven kan niet. Toch behoudt de man blijkbaar nog de bevoegdheid om ingrijpende beslissingen te nemen, die zijn meester nog meer zullen kosten, en dan prijst die rijke hem daar nog voor ook. Begrijpe wie kan!
Twee passages uit deze en de bredere literaire context, met name Lucas 16,13 en Lucas 12,42-44, kunnen helpen om de verhaallogica van de parabel van de onrechtvaardige rentmeester te kunnen volgen.
God of de mammon
Dat men geen twee heren kan dienen, God én de mammon, is een sleutelzin in heel het lucaanse denken over bezit en de verhouding tot God. De mammon dienen staat haaks op wat God dienen inhoudt. Winstbejag en streven naar het rijk Gods zijn als het ware twee verschillende logica’s die elkaar volledig uitsluiten.
Aanvankelijk lijkt het verhaal over de verkwistende rentmeester de logica van de mammon te volgen. Immers, als je denkt in termen van rijkdom en bezitsvermeerdering, dan bestaat de misdaad van de rentmeester uit de verkwisting van diens bezit. Door de man te ontslaan wordt de schade beperkt. Maar doordat hij schuldbrieven laat wijzigen, zal de rijke man nog meer schade lijden. Dat de heer hem dan hierom prijst en dit verstandig noemt, in plaats van in woede te ontsteken, is binnen de logica van winstbejag onbegrijpelijk.
Maar vanuit het perspectief van de God wiens rijk Jezus verkondigt, is er een ander ijkpunt om een handeling af te wegen. Lucas 12,42-44 geeft aan wat van een trouwe en wijze rentmeester verwacht wordt: hij wordt aangesteld over de knechten om hen op tijd het eten te geven dat hun toekomt. De zorg voor wie aan hem is toevertrouwd, dat is het criterium om betrouwbaar en verstandig genoemd te worden. De rentmeester uit Lucas 16 wordt onrechtvaardig genoemd, maar ook verstandig handelend (v. 8). Het onrechtvaardige slaat wellicht terug op het verkwistend handelen dat de meester een deel van zijn bezit en hem zijn rentmeesterschap kost. Het wijze handelen echter verwijst naar wat hij doet als hij beseft dat hij dat rentmeesterschap kwijtraakt. Het is als het ware het omgekeerde van wat in Amos 8,4-7 beschreven wordt. Werden daar inhoudsmaat en gewicht zo vervalst en de weegschaal zo herijkt dat het ten koste van de arme en machteloze ging, de handelingen van de rentmeester zijn juist in hun voordeel. Hoge schulden worden sterk verminderd. Zijn gedrag is gekleurd door eigenbelang: het land bebouwen kan hij niet en bedelen kan hij niet, dus wil hij op anderen kunnen rekenen. Maar het is wat hij doet dat telt, en dat is zorgzamer zijn voor de schuldenaren. Dat is waarom hij toch te prijzen valt.
Betrouwbaar omgaan met de onrechtvaardige mammon
Met de sleutelzin over de fundamentele keuze wie men wil dienen, is alles nog niet gezegd. Men kan God en mammon niet beiden dienen, maar de onrechtvaardige mammon negeren kan evenmin. Betrouwbaar omspringen met de onrechtvaardige mammon, het klinkt tegenstrijdig. Toch is dat precies wat de rentmeester doet als hij de schuldenlast verlaagt, en waartoe Jezus zijn toehoorders uitdaagt. Betrouwbaar (in de logica van God) zijn en zo omspringen met de onrechtvaardige mammon, maakt vrienden op wie men kan terugvallen in nood. Dit is echter geen doel op zich. Betrouwbaarheid bij het omgaan met de mammon is slechts betrouwbaar zijn in het ‘kleine’. Wie dat kan, kan ook betrouwbaar zijn in wat er echt toe doet. Wie in het kleine (de onrechtvaardige mammon) onbetrouwbaar is, is het ook niet in het grote, dat wat er in Gods logica echt toe doet. De rentmeester zou er tegenover zijn heer voor moeten instaan dat mensen krijgen wat hun toekomt (Luc. 12,42vv). Hoe kan je dan als gelovige hopen dat je krijgt wat jou toekomt als je niet betrouwbaar bent in wat van een ander is?
Het rentmeesterschap ontnomen
Het verhaal van de rentmeester is een parabel. Het is een gelijkenis die van een alledaagse, goed voorstelbare situatie vertrekt en die de toehoorders sterk aanspreekt. Hoewel het op het eerste gezicht over anderen gaat, beseffen de toehoorders dikwijls plots dat dit over hen gaat. In dit proces kan een nieuw inzicht tot stand komen waardoor de toehoorders voor de keuze staan om hun werkelijkheid op een andere manier te bekijken, of dit inzicht af te wijzen. Binnen de verhaalscontext van het Lucasevangelie daagt de parabel van de onrechtvaardige rentmeester verschillende soorten toehoorders uit. Dit was al duidelijk bij de eerdere parabels in Lucas 12,41 waar Petrus Jezus expliciet vraagt of de parabel enkel ‘voor ons’ bedoeld is dan wel ook voor anderen. Een antwoord krijgt hij niet, enkel nog meer gelijkenissen. Hierdoor blijven alle mensen die in de omgeving zijn (zowel de menigte als de leerlingen) een potentiële doelgroep voor het verhaal en de betekenis die dit overbrengt. In Lucas 16 is de parabel op de eerste plaats tot de leerlingen gericht (Luc. 16,1), maar later blijken ook de Farizeeën, die volgens de verteller geldzuchtig zijn, mee te luisteren (Luc. 16,14). De parabel wordt door hen met een honend gebaar onthaald. Dit suggereert dat zij er niet van overtuigd zijn dat kiezen voor de mammon tegenstrijdig is aan de dienst aan God. Hierin laat Lucas Jezus hen scherp terechtwijzen. God kent hun hart en wat bij mensen in aanzien staat is voor God een gruwel. Op de achtergrond speelt wellicht een rivaliteit tussen christelijke en joodse gemeenschappen of hun leiders. De Farizeeën speelden een belangrijke leidersrol in de Joodse gemeenschappen, zeker na de val van Jeruzalem en de vernietiging van de tempel. De parabel verhaalt hoe aan de rentmeester het rentmeesterschap ontnomen wordt. Dit zou ook kunnen betekenen dat in de visie van de auteur aan de Farizeeën het leiderschap over het volk ontnomen wordt, nu zij er niet in slagen te kiezen voor wat echt belangrijk is: de radicale keuze voor God boven de mammon. Dit betekent echter niet zonder meer dat christelijke leiders deze rol overnemen. Ook tot hen is de parabel gericht: de kinderen van ‘deze wereld’ (geregeerd door de mammon) gaan immers verstandiger om met elkaar dan de kinderen van het licht (Luc. 16,8). Kent God het hart van de Farizeeën, de leerlingen staan nog voor de uitdaging om een schat te verzamelen in de hemel, want waar hun schat is, daar zal hun hart zijn (Luc. 12,33v).
1 Timoteüs 2,1-8
Zie A.B. Merz en K. Touwen, ‘De eerste brief aan Timoteüs. Pseudo-Paulus stelt voor altijd orde op zaken’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 69-83
Preekvoorbeeld
De lezingen op deze Vredeszondag doen ons de oren spitsen! Over rijk en arm gaat het, over omgaan met geld en goed, over sjoemelen of betrouwbaar zijn. Amos, de dappere boer die geroepen wordt om profeet te worden, laat er geen twijfel over bestaan: Gods hart gaat uit naar armen en mensen zonder stem. Hij waarschuwt de rijken die over de ruggen van de armen heen steeds rijker worden. Zij verhogen de prijzen, zetten maten en gewichten naar hun hebzuchtige hand en de inkomsten stromen stilletjes binnen... Ze kunnen niet wáchten tot de sabbat voorbij is om de handel te hervatten. Geld dat stom is maakt recht wat krom is. En al dit onrecht lijkt wel ongestraft zijn gang te kunnen gaan. Maar de profeet waarschuwt: er is Eén die het ziet en roept: Hoort dit!, gij die de strikken spant voor de armen om de misdeelden te verdelgen, die redeneert:… wij verkopen de kleine man voor geld, verhandelen zelfs het uitschot van ons koren… Hoort dit! Geen van hun daden zal ik ooit vergeten! Gods vlammende toorn staat als een beschermende muur om de arme heen.
Amos leefde 2800 jaar geleden, maar zijn woorden hebben niets aan kracht ingeboet. Hebzucht en onrecht zijn van alle tijden. Dat weten we van bedrijven en banken die de fout ingaan. Het is eerlijk om ook oog te hebben voor ons eigen gedrag. We weten van de ellende in de kledingateliers in Bangladesh en Pakistan waar goedkope kleding wordt gemaakt. Blijven we toch op die koopjes belust? En kopen we toch liever goedkope koffie en thee dan dat we de boeren een eerlijke prijs betalen? Geld dat stom is maakt recht wat krom is…
De Schrift zwemt koppig tegen de oerdrift van ons eigenbelang in. Dienst aan God, gods-dienst, is dienst aan mensen zonder recht en zonder stem. God staat aan de kant van de arme! Zoals Psalm 113 het bezingt: ‘Die de arme opricht uit het stof, uit het slijk wil heffen de schamele.’
Des te verwonderlijker is de parabel van vandaag. Op het eerste gehoor zelfs niet te begrijpen. De rentmeester fraudeert, maar wordt nota bene door zijn heer geprezen! We weten niet hoe we het hebben: wat gebeurt hier?
De rentmeester heeft het tot nu toe breed laten hangen met het geld van zijn heer. Hij had het in beheer, maar deed of het zijn bezit was. Nu wordt hij ontslagen, maar zorgt er nog snel voor, dat hij bij de schuldenaars van zijn heer in de gunst komt. Hij scheldt ze een deel van hun schuld kwijt. ‘Ben je honderd vaten olie schuldig? Ga gauw zitten en schrijf vijftig! Honderd maten tarwe? Schrijf tachtig!’ Het lijkt of hij op die manier zijn heer extra benadeelt, maar dat is waarschijnlijk niet waar. De rentmeester had die schuld eerst al flink verhoogd, om voor zichzelf een bedrag te reserveren. Woekerrente! Dat was verboden in de Thora (vgl. Ex. 22,24), daarom had de rentmeester zijn winst weggemoffeld in de totale schuld. Dat deel trekt hij er nu weer af. De heer prijst hem erom: hij heeft het verstandig aangepakt. Onder druk van de omstandigheden is hij een goede rentmeester geworden (vgl. Luc. 12,42). Overigens ontslaat de heer hem evengoed, hij is niet meer te vertrouwen.
Wat is nu toch de boodschap van deze gelijkenis? Het probleem is dat er geen eenduidige uitleg volgt. Er zijn reacties, maar dat lijken wel losse spreuken, verschillende stemmen.
De heer zegt dat de rentmeester met overleg heeft gehandeld… waren de kinderen van het licht ook maar zo verstandig in dienst van het rijk Gods! Een andere stem adviseert: maak je vrienden met de onrechtvaardige mammon; als die wegvalt zullen zij u ontvangen ‘in de eeuwige tenten.’ (Gaat dat misschien over aalmoezen geven? Herinnert het aan Zacheüs die tot inkeer komt en zijn geld dubbel en dwars teruggeeft?) Een volgende stem zegt: wie niet te vertrouwen is met het kleine, is ook niet te vertrouwen met het grote. Als je niet te vertrouwen bent met geld, hoe zou je dan wel te vertrouwen zijn met het waarachtige goed? En weer een andere stem zegt: wie niet betrouwbaar is met het goed van een ánder, hoe zou hem dan werkelijk iets voor hemzélf kunnen worden toevertrouwd? En de laatste stem zegt: Niemand kan twee heren dienen. De dienst aan God en de dienst aan afgod Geld gaan niet samen.
In deze laatste stem herkennen we Amos weer, de geest van de Thora, van profeten en psalmen, de geest van Jezus. Je hart kan niet tegelijk vervuld zijn van God en van de afgod Geld, het is het een of het ander. Geldzucht maakt je benauwd en berekenend, en snijdt alles op de maat van je eigenbelang… Geloof in God maakt ruimhartig en lokt je in de vreugde van saamhorigheid en vrijgevigheid.
Al deze commentaren, de een waarderend, de ander afkeurend, stemmen niet met elkaar overeen. Iedere stem belicht het gedrag van de rentmeester vanuit een andere invalshoek, en overal zit wel iets in. De parabel blijft dus meerstemmig.
Misschien wat onbevredigend. Maar vandaag, op Vredeszondag, laten we al deze stemmen klinken, naast elkaar. We hebben het lef om te luisteren. We oefenen ons in dialoog in plaats van dogmatisme, meerstemmigheid in plaats van marsmuziek. Dat opent en ontspant.
De Farizeeën hebben meegeluisterd en lachen Jezus vierkant uit. Voelen zij zich ongemakkelijk? Er staat dat ze op geld belust zijn. Hoe beheren zij het goed van hun Heer? Of menen zij dat het hun bezit is?
Zou heel die parabel misschien hierover gaan: hoe gaan wij om met wat ons is toevertrouwd? Zijn wij betrouwbaar in wat ons in handen is gegeven? En kunnen we ervan delen?
De gedachte van de meerstemmigheid in deze parabel is ontleend aan een preek van Kees Waaijman OC, Nijmegen 2007
inleiding dr. Ine Van Den Eynde
preekvoorbeeld Marika Meijer