- Versie
- Downloaden 27
- Bestandsgrootte 378.42 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
12 juni 2016
Elfde zondag door het jaar
Lezingen: 2 Sam. 12,7-10.13; Ps. 32; Gal. 2,16.19-21; Luc. 7,36–(50)8,3 (C-jaar)
Inleiding
2 Samuel 12,7-10.13
De eerste lezing vormt het sluitstuk van een onverkwikkelijke geschiedenis uit het leven van koning David. Hij hoopt door de moord op zijn legerleider Uria diens mooie vrouw Batseba in te palmen. David verzint een afschuwelijke list. Hij geeft opdracht Uria aan het front op een onveilige plaats in te zetten. Uria sneuvelt door het zwaard van de Ammonieten. Zoals vaker in de Bijbel, wordt David gestraft juist door hetgeen een dader zelf misbruikt heeft, in dit geval het zwaard. ‘Welnu, het zwaard zal nooit meer wijken van uw huis.’
Nadat David berouw heeft betoond, schenkt God hem toch vergiffenis van zijn zonde bij monde van zijn profeet Natan. Het optreden van deze profeet in een troonsopvolgings-geschiedenis die bol staat van de intriges en menselijke hartstochten is uitzonderlijk. De theologische betekenis van deze geschiedenis van David wordt door de interventie van een profeet onderstreept. De dynastie van David zal na de dood van de zoon die David bij Batseba verwekt heeft, ondanks het misdrijf van David voortleven door de geboorte van een tweede zoon, Salomo geheten. Salomo krijgt zelfs de bijnaam Jedidja, ‘Lieveling van JHWH’.
Galaten 2,16.19-21
Zie: J.H.M. Lammers, ‘Appel aan een weifelende gemeenschap’, in: Henk Janssen/Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 31-40
Lucas 7,36–(50)8,3
Het probleem is hier dat de twee delen van onze evangelielezing, de anekdote van de zalving van Jezus door een publieke zondares en Jezus’ parabel van de kwijtschelding van schulden, elkaar inhoudelijk lijken tegen te spreken (vv. 36-38 en vv. 39-50). Het eerste deel schijnt voorafgaande ‘liefde’ als conditie voor de vergeving van zonden te veronderstellen. De parabel in het tweede deel lijkt ‘liefde’ als het gevolg van de vergiffenis van zonden te willen illustreren. Aan de hand van het sleutelvers 47 zoeken we naar een oplossing voor deze kwestie.
‘Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij heeft veel liefde betoond’ (Luc. 7,47).
Zonder veel nadenken vatten wij deze woorden op in de zin van het woord van 1 Petrus 4,8 ‘… de liefde bedekt tal van zonden…’ dat op zijn beurt weer een citaat is uit het Boek der Spreuken 10,12.
Maar zoals gezegd, deze interpretatie stemt niet overeen met de strekking van de parabel van de twee schuldenaars. Jezus vertelt die parabel juist om het gedrag van de zondares tijdens de maaltijd in het huis van de farizeeër te verklaren. De zaak waar het in de parabel om gaat, het punctum saliens (der springende Punkt, vertalen de Duitsers), is dat een schuldenaar aan wie méér wordt kwijtgescholden (500 denariën) de geldschieter méér genegenheid (‘liefde’) toont dan degene aan wie maar 50 denariën kwijtgescholden worden. (Eén denarie is het dagloon van een arbeider.) Jezus zegt immers: ‘Wie van de twee zal hem de meeste liefde betonen? Simon antwoordde: “Ik veronderstel degene aan wie hij het grootste bedrag heeft kwijtgescholden.” Hij zei tegen hem: “Dat is juist geoordeeld”.’
De ontknoping vinden we door ‘liefhebben’ weer te geven met ‘dankbaarheid tonen’. Het Aramees, de spreektaal van Jezus, heeft geen eigen woord voor ‘bedanken’ en gebruikt daarom het algemene woord ‘liefhebben’ met de nuance dat die liefde in gang gezet wordt door iets buiten degene die liefheeft, een geschenk bij voorbeeld. In dit geval is dat de kwijtschelding van schulden. Dit beroep op het Aramees, de spreektaal van Jezus, in deze unieke evangeliepassage is niet uit de lucht gegrepen. Evenals in het verwante Bijbels Hebreeuws hebben woorden in het Aramees een wijdere betekenisomvang, die wij in onze Europese talen door meerdere specifieke termen kunnen weergeven. Zo heeft ook het verwante Hebreeuws geen eigen woord voor ‘danken’ en bezigt daarvoor ‘lofprijzen’. ‘Dank je wel’ vertaalt de hedendaags Israëli dan ook met ‘Veel lofprijzing’ (Toda rabba).
De verzen 38-50 vinden we alleen in Lucas. Er lopen evenwel in onze evangelielezing tekstuele lijntjes van het eerste deel over de zalving door de zondares (de vv. 36-37) naar het oudste evangelie Marcus (14,3). ‘Marcus heeft (nog overwegend mondelinge [dus Aramese JH]) overleveringen over Jezus geordend en geredigeerd, en omgevormd tot een doorgaande levensbeschrijving’ aldus de inleiding op Marcus in de Nieuwe Bijbelvertaling (2004), pagina 48. De parabel die Jezus aan Simon vertelt, zou Lucas uit een stuk mondelinge, uiteraard Aramese traditie overgenomen kunnen hebben, zoals hij blijkbaar bij het eerste deel van de zalving door de zondares gedaan heeft (vv. 36-37).
In het licht van de twee opmerkingen, dat wil zeggen (a) het punt waar het om gaat in de parabel en (b) de vertaling van ‘liefhebben’ door ‘danken’, zou de bedoeling van Jezus in vers 47 kunnen luiden: juist zoals de schuldenaar, aan wie méér werd kwijtgescholden (500 denariën) méér dankbaarheid toont, zo betuigt de zondares in vers 47 véél ‘liefde’ (dank), omdat haar zo véél zonden vergeven werden.
Inderdaad lijkt dit de juiste interpretatie. De vele zonden van de zondares worden vergeven, niet omdat zij vóóraf veel liefde betoond heeft, maar omgekeerd: de zondares betoont veel liefde, dat wil zeggen toont zich zó dankbaar, omdat haar vele zonden vergeven zijn. Met andere woorden: het feit dat haar vele zonden vergeven zijn, wordt openbaar door haar dankbaarheid. Het vers 47 dat wij als uitgangspunt hebben genomen (‘Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij heeft veel liefde betoond’) zouden we nu beter kunnen weergeven met: ‘Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, dat kan je zien aan haar grote dankbaarheid’. De Heer zelf bevestigt de juistheid van deze verklaring door de negatieve kant van zijn conclusie eraan toe te voegen: ‘Aan wie weinig wordt vergeven, hij betoont weinig liefde’, dat wil zeggen: hij toont zich weinig dankbaar. Dit is volkomen in harmonie met de parabel die Jezus aan Simon verteld heeft.
De Bijbel in Gewone Taal (2014) vertaalt dan ook: ‘Daarom zeg ik je dit: Zij heeft veel dingen verkeerd gedaan. Maar dat is haar allemaal vergeven. Dat weet ik omdat ze mij veel liefde (eigenlijk: dankbaarheid JH) heeft laten zien. Terwijl iemand die weinig vergeven wordt, weinig liefde (dankbaarheid JH) laat zien’ (Luc. 7,47). Dit zijn niet zomaar een paar exegetische subtiliteiten. Wij kunnen uit onze beschouwingen een echte blijde boodschap halen. God vergeeft ons niet alleen wanneer wij vóóraf veel liefde getoond hebben. Natuurlijk zou hij dat ook doen. Maar God is bereid ons te vergeven, wanneer wij in werkelijk geloof een groot vertrouwen in hem tonen. Jezus zegt niet: ‘Uw grote liefde heeft u gered’ maar ‘uw gelóóf heeft u gered’ (Luc. 7,50). Een eerlijk vertrouwen op de barmhartigheid van God is al voldoende.
‘Toen zei hij tegen haar: “Uw zonden zijn u vergeven geworden”’. Dit is een in de Bijbel bekende eerbiedige manier om God als onderwerp van de zin niet uitdrukkelijk te hoeven noemen (passivum divinum). Feitelijk betekent dit: ‘God heeft je zonden vergeven’. De vergeving is aan de zondares al vóór haar zalving geschonken. Maar Jezus verwoordt dit uitdrukkelijk omwille van de aanwezigen. De tafelgenoten weten echter maar al te goed: zonden vergeven is voorbehouden aan God. Zij ruiken dat Jezus op deze manier spreekt als (ware hij zelf) God of dat hij minstens zich een goddelijk privilege aanmatigt. Zij zeggen daarom: ‘Wie is hij dat hij zelfs zonden vergeeft?’
Preekvoorbeeld
De lezingen van vandaag staan bol van het begrip ‘vergeving’. Koning David misdraagt zich op een schandalige wijze maar krijgt vergeving van God. En in de evangelielezing staat vergeving centraal: een vrouw van wie gezegd wordt dat ze zich zondig heeft gedragen, krijgt vergiffenis. Vooraleer verder in te gaan op het vergeven van iemands fouten moeten we wel een onduidelijkheid in de tekst uitklaren. We lezen immers in vers 47 dat de vrouw ‘haar zonden zijn vergeven want zij heeft veel liefde betoond’, terwijl in de parabel die Jezus vertelt de schuldenaars liefde betonen omdat hun schulden werden vergeven. Het feit dat hun schulden werden vergeven, doet hen hun liefde betonen.
De vergiffenis van de schulden van de vrouw zou kunnen leiden tot een moreel verderfelijke wetmatigheid, namelijk hoeveel je ook zondigt en hoe zwaar je zonden ook zijn, je hoeft slechts liefde te betonen aan Jezus en je krijgt linea recta volledige vergiffenis. Dit is uiteraard niet de boodschap van deze lezing. Het probleem van deze verwarring zit in de taal die Jezus sprak: het Aramees. Deze taal kent geen specifiek woord voor ‘bedanken’. Wanneer men bedanken bedoelt gebruikt men het meer algemene woord ‘liefhebben’. Ook het Bijbels Hebreeuws kent de term ‘bedanken’ niet. In die taal gebruikt men het woord ‘lofprijzen’. De invloed van de oorspronkelijke taal maakt deze lezing dus ietwat verwarrend. Eigenlijk staat er niet dat de vrouw vergiffenis krijgt omdat ze liefde heeft betoond, maar wel dat ze veel dank betoont omdat haar schulden werden vergeven. Je moet dus eigenlijk lezen dat de vrouw haar zonden zijn vergeven, al waren zij vele, dat kan je zien aan haar grote dankbaarheid.
Deze interpretatie strookt volledig met wat er in de parabel door Jezus wordt verteld: aan wie weinig wordt vergeven, die toont weinig dankbaarheid.
Ik hoop dat iedereen die in deze ruimte aanwezig is die dankbaarheid al heeft mogen ervaren. Want hoe zwaar weegt dikwijls het besef wanneer je je fout hebt gedragen tegenover iemand anders? In sommige gevallen weegt het schuldbesef zo zwaar dat je niet kan functioneren. En wat een immense opluchting is het dan wanneer je medemens je zegt dat je weliswaar een fout hebt gemaakt, die weliswaar nooit vergeten, maar wel vergeven is. Vergeving krijgen bevrijdt een mens. De beklemming van het schuldbesef wordt weggenomen, zodat je je opnieuw kan oprichten en vrij kan ademhalen.
Maar hoe moeilijk is het vaak om vergeving te schenken. In de christelijke traditie lijkt het soms of je als christen vergiffenis móet schenken. Automatisch, zonder voorbehoud. Maar we weten allemaal dat echte vergiffenis geen automatisme is. Vaak is het een moeilijk proces dat veel tijd vraagt om de dingen te verwerken die je werden aangedaan. De wonden moeten worden geheeld. En dat duurt soms heel lang. Maar echte vergeving voelt niet alleen aan als een opluchting voor diegene die vergiffenis krijgt, ook diegene die kan vergeven wordt een nieuw mens. Je blijft immers niet terugkijken met wrok en verbittering om wat er is gebeurd. Echte vergiffenis laat aan beiden toe om opnieuw opzij en vooruit te kijken.
En misschien is de belangrijkste boodschap van vandaag nog wel dat als je jezelf als perfect en alwetend beschouwt, dat misschien nog wel de grootste zonde is. Niemand in deze ruimte, niemand die we straks op straat tegenkomen of vanavond op televisie zien, is perfect. Niet de buurman, niet de vluchteling, niet de politicus of geestelijk leider. Dat is wat Jezus duidelijk maakt aan Simon. De wetgeleerde denkt immers dat hij perfect en alwetend is. Daarom berispt hij Jezus omdat deze zogezegd niet weet dat de vrouw een zondares is, dat je moet vermijden om door haar te worden aangeraakt. Maar in zijn waan en eigendunk is Simon zelfs vergeten om de basisregels van de gastvrijheid, die toen gangbaar waren, toe te passen. Hij heeft niet de voeten van de gast gewassen, hij heeft hem niet welkom geheten of zijn hoofd gebalsemd. Overtuigd van zijn gelijk was Simon louter gefocust op de zonden van de vrouw.
Vergeven is niet altijd gemakkelijk. Het is geen vanzelfsprekend gebeuren. Het vergt moed en tijd om de ander niet volledig te vereenzelvigen met de fouten die hij heeft gemaakt. Maar toch is het datgene wat ik jullie toewens: dat je altijd de mens achter de fouten blijft zien. Een mens die een nieuwe kans krijgt. Het wordt ons toegezegd: dat we zelf altijd nieuwe kansen krijgen.
inleiding dr. Jan Holman svd
preekvoorbeeld drs. Eric Joris