- Versie
- Downloaden 39
- Bestandsgrootte 286.81 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 februari 2021
11 december 2016
Derde zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 35,1-6a.10; Ps. 146; Jak. 5,7-10; Mat. 11,2-11 (A-jaar)
Inleiding
De lezingen van deze derde adventszondag, zondag Gaudete (vgl. Fil. 4,4), ‘Verheug u’, ademen alle het verlangen naar een nieuwe toekomst. Elk geschreven in een andere tijd en in andere omstandigheden, vormen ze samen een getuigenis van de verwachting dat aan de aardse onvolkomenheid een einde komt. In bijbelse woorden uitgedrukt: dat God bevrijdt, dat zijn Rijk aanbreekt, dat de Messias komt en gekomen is. Deze laatste notie, van alreeds en nog niet, staat haaks op onze hedendaagse wijsheid dat resultaten uit het verleden geen garantie zijn voor de toekomst. Juist wel, zou een bijbelse verteller zeggen: als God ons ooit bevrijd heeft, dan zal hij ons ook nu niet en nooit laten vallen. Je herkent hem aan wat hij doet, zoals het evangelie getuigt: kijk wat je ziet gebeuren: blinden zien…
Jesaja 35,1-6a.10 – Lachen en juichen en leven
De profeet Jesaja heeft een zware taak als hij in tijden van oorlog zijn volk enig perspectief wil bieden. Hij stelt het gebrek aan vertrouwen in de Heer aan de kaak: de leiders overwegen allianties aan te gaan om het gevaar van het dreigende Assyrië te weerstaan. Jesaja’s profetieën bieden afwisselend zicht op de verschrikkingen die een gevolg zijn van het verlaten van de Heer en op de glorieuze wijze waarop de Heer zijn volk zal redden. De lezing van deze zondag biedt zo’n vreugdevol uitzicht. Het contrast is groot met de eraan voorafgaande beschrijving van de ondergang van Edom (34). Hoofdstuk 35 spreekt een andere taal, liefelijk en poëtisch. Groei en bloei van de natuur zijn beelden van de groei en bloei van het Godsvolk. Water doet de woestijn jubelen en bloemen bloeien.
De vertalingen zijn het er niet over eens welke bloemen dat zijn (Jes. 35,2: krokus, WV’95; roos, SV; lelie, NBV, narcis, NBG’51). Dezelfde bloem wordt slechts één andere keer genoemd in de Bijbel, in Hooglied 2,1, net als bij Jesaja in combinatie met de vlakte van Saron. De Heer en zijn volk zijn gelieven, maakt deze liefdespoëzie duidelijk: de glorie van de Heer ís de bloei van zijn volk. Hij komt zijn volk redden (Jes. 35,4).
De sfeer van de tekst is er een van verlossing: weg uit de woestijn, de dorheid, de dreiging en verbanning. In het laatste vers van deze lezing klinkt dan ook het woord ‘verlosten’ (WV’95), vrijgekochten (SV), bevrijd (NBV). De weg (v. 8, gebaande weg), die het bevrijde Godsvolk mag gaan, zal een ‘heilige weg’ heten. ‘Heilig’ heeft geen vrome, piëtistische betekenis, maar is beeldtaal: de weg waar alle dreiging van wilde dieren gedaan is, waar geen kreupele of lamme meer zal zijn en die geheiligd wordt door het volk dat eroverheen trekt. Daar verdrijft vreugde alle verdriet (Jes. 35,10).
Psalm 146 – De Heer loven en prijzen
De antwoordpsalm maakt in het boek Psalmen deel uit van het slotgedeelte (Ps. 146-150): een reeks van vijf psalmen die als het ware een geheel vormen onder het overkoepelend thema van ‘lofprijzing’ (Hallel; zie steeds het ‘halleluja’ in het eerste en laatste vers van elk van deze psalmen). Inhoudelijk weerspiegelt de psalm eenzelfde thema als de Jesajalezing: níet vertrouwen op ‘hoge heren’ of ‘mensenkinderen’ (146,3, WV 95) of mensen met macht en ‘stervelingen’ (NBV), maar op de hulp van de God van Jakob (146,5). Concreet wordt deze hulp op dezelfde manier als die waar Jesaja aan refereert: de blinde ziet, de vreemdeling wordt in bescherming genomen (146,7-9). Zo is de Heer koning (146,10).
Jakobus 5,7-10 – Geduldig tot de Heer komt
Maar wanneer gaat het dan gebeuren, al deze tekens van Gods ingrijpen in het moeizame bestaan van zijn mensen? De lezing uit de brief van Jakobus biedt geen perspectief op een plotselinge verandering die met de komst van Jezus Messias, of met zijn wederkomst zal plaatsvinden. Jakobus gebruikt min of meer parallel aan Jesaja het beeld van water dat de aarde vruchtbaar maakt (Jak. 5,7). Wie vruchten wil oogsten, zal geduld moeten hebben, of anders gezegd: vertrouwen en uithoudingsvermogen. Dat is de houding van profeten die in alle uitzichtloosheid toch uitzicht hielden, en de houding van Job, die door alle ellende heen een rijke toekomst tegemoet ging. Dat moet, volgens Jakobus, ook de houding zijn van de broeders en zusters: geduld en vertrouwen, want de komst van de Heer is nabij en de rechter staat al aan de deur.
Mattteüs 11,2-11 – Vreugde om de goede boodschap
De evangelielezing bevat een korte indirecte ontmoeting met Johannes, die in de gevangenis zit. We hebben met hem kennisgemaakt in het begin van het evangelie. Hij roept op om de weg van de Heer recht te maken (Mat. 3,3) en met strenge woorden om te bekeren (Mat. 3,7-12), en hij doopt Jezus (Mat 3,13-17). In Matteüs 4,12 blijkt hij gevangen te zitten. Maar Johannes is niet monddood: zijn leerlingen brengen het verschil in de opvattingen van Jezus en Johannes ter sprake wat betreft ‘vasten’ (Mat. 9,14) en in de tekst van deze zondag komt de vraag van Johannes aan bod of Jezus de Messias is. Johannes’ dramatische levenseinde wordt verteld in Matteüs 14,1-12. Steeds blijkt er een relatie te zijn tussen Johannes en Jezus, die het best geduid kan worden als die van een profeet (zoals Elia), die de weg geëffend heeft voor Jezus (vgl. Mat. 11,10) maar die niet door de mensen herkend is (Mat. 11,14; 17,12v, vgl. Mal. 3,23v). Het tekent Johannes als ‘wegbereider’ voor Jezus (11,10). Johannes vraagt zich af of Jezus degene is die komen zou, of dat er een ander te verwachten is. Net als bij de andere keren dat Johannes en Jezus vergeleken worden, verschillen ze ook nu van elkaar. Het door Johannes geschetste beeld van toorn en onblusbaar vuur (Mat. 3,7-12) wordt gespiegeld met ‘blinden die zien … en armen aan wie de goede boodschap wordt verkondigd’ (Mat. 11,5). Jezus gaat niet in discussie, er ontstaat ook geen welles-nietes gesprek. In het gesprek dat zich ontspint tussen Jezus en de mensen neemt hij het voor Johannes op. Hij wijst terug op het optreden van Johannes in het begin van het evangelie. Johannes in de woestijn: wat verwacht je eigenlijk, als je naar zo’n man gaat luisteren? Met de woorden van Jesaja (eerste lezing, maar zie ook bijv. Jes. 29,18-18; 61,1-3) in het achterhoofd zou je denken: dat de woestijn gaat bloeien. En op dat beeld borduurt Jezus verder: het riet dat wuift (vgl. Jes. 35,7) schept verwachtingen. Dat is wat Johannes deed, dat is wat profeten doen: verwachtingen scheppen, perspectief bieden. En niet voor niets: Jezus’ aanwezigheid maakt zichtbaar dat blinden zien, doven horen (Jes. 35,5) en alle verwachtingen worden overtroffen als de doden opstaan en aan armen de goede boodschap, het evangelie verkondigd wordt (Mat. 11,5).
God redt zijn volk, hij geeft het nieuw leven, steeds weer. Als dat geen reden is om je te verheugen…
Preekvoorbeeld
De adventstijd is een tijd van oefening. Vandaag gaat het om de oefening van onze ogen. Je ogen openen voor het licht, voor de tekenen van het licht. Leren scherp te zien naar de bemoedigende signalen. De derde adventskaars brandt; het feest van Christus’ geboorte komt dichterbij. Oefen jezelf maar in het ontdekken van de plaatsen van hoop, horen we Jezus zeggen: kijk maar waar je mensen ziet die genezing ervaren. Dan weet je dat Gods rijk komende is.
Johannes de Doper zat in de gevangenis. Hij had een grote mond gehad tegen de koning: hij had kritiek gehad op diens immorele levenswandel. Nu was hij gevangen gezet. In de duisternis van een donkere kerker had hij veel nagedacht. Wie ben ik, wat is mijn taak? En wie is Jezus? Zou hij werkelijk de Messias zijn? Bent u het Heer die komen zou, of moeten wij een ander verwachten? De vragen benauwden hem. Zijn leerlingen komen hem opzoeken in de gevangenis en hij vraagt ze: gaan jullie naar Jezus en zoek het eens uit. Vraag hem: zijt gij het Heer die komen zou? Of moeten we nog langer wachten? De leerlingen van Johannes gaan naar Jezus toe met hun vraag. Jezus geeft geen rechtstreeks antwoord: Hij zegt: doe je ogen maar open en kijk maar. Goed om je heen kijken. Wat zie je gebeuren? De oude woorden van de profeten over blinden die gaan zien en lammen die gaan lopen en melaatsen die genezen worden: zie je niet dat het waar wordt, dat het gebeurt? Deze gebeurtenissen zijn het antwoord op je vraag. Dit zijn de tekenen die laten zien dat de Messias is gekomen.
Zo had de profeet Jesaja het al voorspeld. Eens, zei hij, zal de dorre woestijn bloeien. Eens zal de tijd van angst en vrees voorbij zijn. Jesaja schetst het beeld van een steppe die in het regenseizoen opeens een prachtige bloemenweelde vertoont. Voor hem is dat een sterk beeld van hoop. Eens zullen de mensen woorden van bemoediging horen en zal er een einde komen aan vrees en slapte. Maar het gaat niet alleen om woorden. Jesaja voorziet een werkelijke gebeurtenis: de verlossing uit de ballingschap, de terugkeer naar Jeruzalem. Dan zal het gebeuren: een blinde kan het licht weer zien. Een dove gaat weer horen en verstaan, een lamme gaat springen en dansen en de stomme gaat zingen. Het leven komt weer tot bloei. Mensen krijgen nieuwe kansen. Christenen hebben deze profetie altijd toegepast op de komst van Jezus. In Hem is Gods Rijk begonnen en wordt ons leven geheel en al vernieuwd. De komst van de Messias en zijn Rijk is niet alleen iets geestelijks, maar gaat ook over ons lichamelijke, alledaagse bestaan.
In een tijd dat er aan veel oogziekten en verlammingen en huidziekten helemaal niets te doen was, werd genezing nog veel sterker dan voor ons beleefd als een teken van Gods helende en genezende kracht. Hoe weet je vandaag de dag dat Jezus de Heer is? Hoe weet je vandaag dat hij degene is bij wie de mensen moeten zijn? De medische wereld kan gelukkig ontzettend veel tegenwoordig. Voor genezing hoeven mensen niet meer primair bij God en zijn Messias terecht. De chirurg en de anesthesist en de internist en de verpleegkundigen doen het werk; en wij ondersteunen ze met een kaarsje en een gebedje bij Maria. Genezing blijft een wonder, net als een geboorte en we kunnen er intens dankbaar voor zijn. Maar we weten dat vakkennis daarvoor belangrijker is dan geloof.
En toch wordt er nergens zoveel gebeden als in een ziekenhuis. Bij alle deskundige zorgzame handen aan het bed die je daar vindt, zoeken de meeste patiënten toch naar een grotere Hand die hen vasthoudt. Gewonden en zieke en oude, kwetsbare mensen voelen hoezeer wij afhankelijk zijn van een grotere geneesheer. Je beseft dat er een Macht is die de wereld draagt en die ook wetenschappers hun kennis geeft, dokters hun vaardigheid en verpleegkundigen hun zorgzaamheid. Het is die macht die wij God noemen, die onze toekomst in zijn hand heeft en ons de weg wijst naar het echte geluk. Zijn Zoon is gekomen als gids en vriend en heelmeester. Voor genezing van veel lichamelijke en geestelijke kwalen moet u in het ziekenhuis zijn. Maar voor vertrouwen, voor bemoediging en inspiratie, voor het zien van zin in je leven, voor hoop in wanhopige omstandigheden; voor de kracht om lief te hebben; voor het geven en ontvangen van vergeving, voor het wonder van nieuwe levenskracht, daarvoor moet je nog steeds bij Jezus zijn.
Het is mooi om dat te kunnen geloven, zult u misschien denken. Maar als die liefde en die vergeving en die nieuwe levenskracht maar niet op komen dagen, wat moet je dan? Als de dorre vlakte maar niet in bloei gaat staan, waar moet je dan naar kijken? De tweede lezing van vandaag, uit de brief van de apostel Jakobus, gaat in op deze vraag. Hij had in zijn pastorale praktijk natuurlijk vaak te maken met mensen voor wie het dagelijks leven zwaar was, die werden beproefd in hun geloof door hun heidense omgeving. Hoe lang duurt het nog, dat Rijk van God, vroegen ze aan Jakobus. Zijn antwoord verwijst naar de deugd van het geduld. Heb geduld tot de komst van de Heer, zegt hij. We kunnen die komst niet afdwingen. Het is als met een boer die gezaaid heeft. Ook hij moet geduldig zijn, tot het gaat regenen en het zaad gaat ontkiemen. Hij moet wachten en verwachten, maar hij kan niets forceren. Zo moesten de profeten geduld hebben totdat de beloften van de Heer verwezenlijkt werden. Geduldig wachten, maar ondertussen wel letten op het ontkiemen van het graan, op de kleine tekens van een nieuw begin.
Want je kunt het zien. In het ziekenhuis, in de gevangenis, op school, in het café, in de huiskamer, in de kerk. Mensen die vanuit hun geloof met nieuwe kracht en nieuwe moed ertegen aan gaan. Is Jezus degene die wij verwachten? Is hij de Zoon van God, onze Gids en Verlosser? Kijk maar, zegt hij, vertel maar wat je ziet bij zijn leerlingen en zijn volgelingen. Zie maar eens hoe ook in onze eigen gemeenschap zieke mensen bezocht worden en daardoor vaak bemoedigd en gesterkt worden. Zie ook hoe mensen in rouw die met een groot verdriet leven, hun verhaal met elkaar delen en steun en bemoediging ervaren. Zie maar eens hoe mensen kracht vinden in hun geloof dat God hen vasthoudt, hoe mensen ervaren dat hun gebed verhoord wordt, hoe mensen in de eucharistie de levende Heer ontmoeten. En niet alleen in onze eigen gemeenschap, ook wereldwijd gebeurt er in de naam van Jezus zoveel goeds. Zoveel wonderen van menselijkheid en genezing en heil, waarin zijn kracht werkzaam is.
Open je ogen, leer het te zien en ga maar zeggen wat je hoort en ziet. Blinden gaan weer zien; verstomden gaan spreken; mensen komen in beweging. Het rijk Gods groeit midden onder jullie.
inleiding dr. Joke Brinkhof
preekvoorbeeld Johan te Velde