- Versie
- Downloaden 46
- Bestandsgrootte 395.99 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
9 januari 2011
Doop van de Heer
Lezingen: Jes. 42,1-4.6-7; Ps. 29; Hand. 10,34-38; Mat. 3,13-17 (A-jaar)
Inleiding
De God van Israël manifesteert zich op diverse manieren
De vier lezingen lijken weinig met elkaar te maken te hebben. Toch kan men er een gemeenschappelijk thema in ontdekken. Psalm 29 zou – volgens sommigen – oorspronkelijk een hymne voor de Kanaänitische god Baäl, de god van de donder zijn. Het Hebreeuwse qôl, dat niet minder dan zeven keer voorkomt in deze psalm, betekent ‘geluid’, ‘stem’ of ‘donder’. De psalm beschrijft op een hymnische wijze een theofanie, een godsverschijning die gepaard gaat met natuurverschijnselen als donder en bliksem, en aardbevingen. Een gelijksoortige beschrijving ziet men bij de openbaring van de Thora op de Sinaï in Exodus 19. Het moet daar wel om een vulkaanuitbarsting gaan. De verschillende ‘functies’ van de Kanaänitische goden werden verenigd in de ene God van Israël. Zo werd mogelijkerwijze de dondergod Baäl ‘geïntegreerd’ in jhwh en kan men het Hebreeuwse qôl in zijn veelzijdige betekenis lezen: geluid, donder en stem. De God van Israël liet zijn stem spreken via de natuur en later via zijn functie als schepper zoals in Gen. 1. Ook al heeft jhwh zo nog geen antropomorf uiterlijk, zijn stem gaat langzaamaan menselijker klinken.
Jesaja 42 beschrijft twee personen – een lijdende dienaar en een bevrijder – als representanten, gezanten van Israëls God die zelf als schepper van hemel en aarde tussen de twee voor te lezen delen – in vers 5 – ten tonele gevoerd wordt. Zijn representanten vertegenwoordigen JHWH als universele God, dus niet alleen als schepper, maar ook als God van alle volken.
In de tekst van Matteüs manifesteert de God van Israël zich via mensen: Johannes de Doper fungeert als een teruggekomen profeet Elia en roept de mensen op tot bekering. Jezus wordt dan vervolgens – naar het lijkt tot verbazing van de omstanders of minstens van de lezer - door de evangelist afgeschilderd als de persoon om wie het gaat, de definitieve gezalfde van JHWH, dé messias.
In de tekst van Handelingen wordt Petrus er op uit gestuurd om in Caesarea, een garnizoensplaats van de Romeinen, de blijde boodschap van Jezus van Nazaret aan Cornelius, hoofd van het Italiaanse cohort in die stad, te prediken. De apostel Petrus blijkt hier buiten de ‘grenzen’ van het joodse volk te treden en de universele boodschap van de jood Jezus te verkondigen. Zo wordt duidelijk dat de God van Israël een universele God is.
In de lezingen van vandaag komen dus telkens varianten van de manifestaties van de God van Israël naar voren.
Jesaja 42,1-4.6-7: Het profiel van de messias
Het gedeelte van het boek Jesaja dat nu aan de orde is, moet wel geschreven zijn aan het einde van de ballingschap. Het verblijf in Mesopotamië zal aanvankelijk een gruwel geweest zijn voor de gedeporteerden, maar bleek ook kansen te bieden. In deze periode werd gewerkt aan de redactie van de Thora en kreeg men een ander zicht op de eigen God. Deze was niet meer aan het land gebonden, maar bleek een universele God te zijn: schepper van de kosmos en heilbrenger voor alle volken. JHWH roept een trouwe ‘dienaar’, de zogenaamde èvèd adonaj, op dit heil, d.w.z. de gerechtigheid (tsedaqa) op alle terreinen, tot stand te brengen. Deze dienaar heeft kennelijk te lijden gehad van de onderdrukking in de ballingschap. Gaat het in dit eerste gedeelte om een persoon of betreft het heel Israël? Israël krijgt een universele opdracht: recht (misjpât) en onderricht (tôra) verschaffen aan alle volken. De wereld wordt wijzer van Israëls lijden. In feite heeft deze tekst gedeeltelijk als een profielschets gefunctioneerd voor Jezus van Nazaret als messias, zoals blijkt uit o.a. Matteüs 12,18-21.
Men is het erover eens dat het tweede gedeelte, waarin nog steeds JHWH aan het woord is, betrekking heeft op Kores (Cyrus), de koning van Meden en Perzen, die via zijn edict, dat hij in 538 uitvaardigde, de gedeporteerden naar hun eigen landen laat terugkeren. Deze buitenlander en zodoende buitenstaander wordt door JHWH als zijn vertegenwoordiger afgeschilderd en krijgt een messiaanse functie toegedicht. De Judeeërs kunnen – dank zij zijn krachtdadig optreden – terugkeren naar hun eigen land. Kores wordt als een bevrijder afgeschilderd en zijn functie lijkt te gaan samenvallen met die van Israël: ‘licht voor de naties’. Jezus van Nazaret leest – volgens Lucas – een gelijksoortige schets van de messiaanse functie uit Jesaja 61 voor in de synagoge van Nazaret om zijn optreden te duiden. De tekst uit Jesaja 42 wordt in de mond van Jezus door verschillende evangelisten gebezigd om zijn optreden voor Johannes de Doper te verklaren en te verantwoorden.
Matteüs. 3,13-17: Doop als introductie
Al te bekend is dat – in de context van het christendom – het doopsel functioneert als een initiatierite, het binnentreden in de christelijke gemeente. In verschillende religies zien we dat de doop de betekenis heeft van inwijding voor die religieuze gemeenschap en dan wel gelieerd aan locaties bij grote rivieren als de Ganges, de Eufraat en de Nijl. Voor het oude Israël vormde de Jordaan een levensader en als zodanig de ambiance voor de doop, een start voor een nieuw leven. Het Griekse baptisma betekent eigenlijk ‘onderdompeling’ en is afgeleid van een werkwoord dat een iteratief is. Men diende kennelijk verschillende keren, met andere woorden fiks en niet zo zuinig, ondergedompeld te worden. Dan was men er zeker van dat men ingewijd was.
We beseffen maar al te goed dat de evangelies in een joods-hellenistische context zijn ontstaan. Opvallend is wel dat de doop binnen het jodendom niet meer functioneert en de besnijdenis voor jongens/mannen de initiatierite is, zoals reeds in de Thora beschreven. In de periode rond het begin van onze jaartelling wordt evenwel melding gemaakt van de proselietendoop, dat wil zeggen de doop functioneerde als toetredingsrite tot het jodendom voor bekeerlingen uit het zogenaamde heidendom. Toen het christendom zijn eigen weg had gevonden en de doop als het ware had overgenomen, verdween deze binnen het rabbijnse jodendom.
Als we de passages over het dopen van Johannes in de verschillende evangelies lezen beschouwen we deze doop ter bekering als een ommezwaai voor degenen die zich laten dopen. Men verbindt zich de Thora nauwgezetter na te leven. De doop van Jezus door Johannes verandert van karakter en wordt geïnterpreteerd als een doop door de Geest via het spreken van de Vader in een theofanische context. Voor Jezus betekent dit het begin van zijn missie. Opvallend is het dat hier een bekend stramien naar voren komt: niet de eerste is de belangrijkste en de uitverkorene, maar de tweede. Niet Kaïn maar Abel, niet Esau maar Isaäk en niet Johannes de Doper, eerder geboren, maar de jongere Jezus van Nazaret.
Niet zonder nut is het over de omgeving van de Jordaan met betrekking tot Johannes de Doper en Jezus van Nazaret op te merken dat niet ver van de plaats waar Johannes met zijn doopactiviteiten gesitueerd wordt, Qumran gelegen is. De gangbare opinie is het dat Qumran bewoond werd door een gemeenschap van Essenen die zich vanwege de verregaande hellenisering van het jodendom hadden teruggetrokken in de woestijn van Juda. Hun eigen geschriften en o.a. manuscripten van delen van de Tenach werden vanaf 1947 bij toeval teruggevonden in de vele grotten in de buurt. Men kan zich afvragen of Johannes tot die tamelijk ascetische gemeenschap behoorde, ook al wordt in hun geschriften niet over de doop geschreven. Wel kende men uitgebreide reinheidsvoorschriften en beschikte men over rituele baden. Niet onmogelijk is het dat Jezus van Nazaret, die zich in een latere fase geregeld in de Jordaanstreek bevindt, bindingen had met Qumran. Hij ging evenwel zijn eigen weg, namelijk die van de mondelinge Thora, later geformuleerd in de evangelies. Voor hem gold dat de mens er niet was voor de wet, maar de wet voor de mens. Een principe dat in feite gelijk is aan dat van de Farizeeën die op hun beurt de Thora probeerden te herinterpreteren n.a.v. de veranderende omstandigheden. Niet voor niets treedt Jezus veelvuldig met hen in discussie over de juiste interpretatie.
Literatuur
De knecht, Schrift 251 (okt. 2010).
Preekvoorbeeld
Enkele weken na het kerstfeest vieren wij als afsluiting van de kersttijd het feest van de Doop van de Heer in de Jordaan. Wonderlijk: de liturgie van de kerk overbrugt na Driekoningen zomaar even dertig jaar: Hij die als klein kind aanbeden werd door de wijzen, wordt een week later als 30-jarige gedoopt door Johannes de Doper. Deze feestdag is de voltooiing van de kersttijd: in zijn doop presenteert Jezus zichzelf, hij stelt zichzelf aan ons voor aan het begin van zijn volwassen loopbaan. De stem die uit de hemel klinkt wijst hem aan als Zoon van de Vader, de duif die neerdaalde verwijst naar zijn vervuld-zijn van de heilige Geest. Zo horen en zien wij dat in Jezus het geheim van de Drie-ene God naar ons toe komt. Hij is de Zoon, de geliefde, de uitverkorene.
Woorden die daar sterk op lijken hebben wij in de eerste lezing gehoord. Ook daar een stem uit de hemel, ook daar een uitverkorene en geliefde, echter geen zoon maar een knecht. Het is de profeet Jesaja die ons vertelt over een bijzondere persoon: een koning misschien of een profeet, het hele volk, of misschien Jesaja zelf wel: iemand die de grote taak krijgt om Gods recht, Gods gerechtigheid uit te dragen.
Recht en gerechtigheid, woorden die in de Bijbel heel wat keren voorkomen. Waar denken we aan als we die horen? Denken we aan rechtspraak, aan rechters die rechtvaardig oordelen op basis van de wet? Denken we aan streng, consequent handelen, gelijke monniken, gelijke kappen? Of denken we aan de strijd tegen het sociale onrecht van mensen die hard werken en weinig betaald krijgen of gediscrimineerd worden? Inderdaad, bijbeluitleggers verklaren dat het woord gerechtigheid hier slaat op een rechtsorde waarin mensen eerlijk en gelijkwaardig behandeld worden, waarin armen beschermd worden en sommigen niet de kans krijgen anderen onrecht te doen. Deze dienaar die geroepen wordt moet de goddelijke rechtsorde gaan uitdragen die voor alle volkeren geldt. Het is een orde waarin geweld niet getolereerd wordt en machtsmisbruik geen kans krijgt. Deze dienaar komt op voor alles wat kwetsbaar is. Vergelijk het met een rietstengel die gebruikt werd om te schrijven, een stengel die geknakt is, maar misschien toch nog verder kan als je hem maar niet breekt. Of vergelijk het met een brandend vlaspitje: de olie is bijna op, maar hij gaat toch nog even door: niet uitblazen, je kunt er nog bij zien.
Gerechtigheid is recht doen, is opkomen voor wat broos en kwetsbaar is, is de orde die God wil opbouwen in zijn koninkrijk. Daarin is voor geweld en zonde en onrecht geen plaats. Gerechtigheid en recht zijn typisch profetenwoorden, die we in de toespraken van Jezus vooral in het Matteüsevangelie ook weer tegenkomen. ‘Als jullie gerechtigheid die van de Farizeeën niet overtreft, kun je niet binnengaan in het Rijk der hemelen’, zegt Jezus. Hij heeft een droom over meer dan het gewone, over een overvloedige gerechtigheid die niemand uitsluit, die liefde en barmhartigheid insluit, zelfs tegenover je tegenstanders. En bij zijn doop in de Jordaan zegt hij tegen Johannes dat hij die droom moet waarmaken, dat hij zelf alle gerechtigheid moet vervullen, zoals de Griekse grondtekst luidt.
Jezus is gekomen niet alleen om mooie woorden te verkondigen en om indrukwekkende wonderen te doen. Hij is vooral gekomen om in zijn eigen leven de gerechtigheid waar te maken, alles te doen wat goed en recht is, ook als dat het uiterste van hem vraagt. Zijn doop in de Jordaan is een teken van solidariteit met de mensen. Het is een begin van zijn zending als de lijdende knecht van God. Hij maakt duidelijk dat hij bij de mensen hoort, bij de mensen in al hun gewoonheid en zondigheid. Hij die gerechtigheid brengt en het kwaad uit de wereld zal wegdragen, kan dat alleen maar doen door zelf de weg van de zondaars te gaan, door boeteling te worden. Zijn doop is zo ook een vooruitwijzing naar zijn sterven aan het kruis, zijn weg van liefde tot het uiterste. Zo zal hij de gerechtigheid vervullen.
Jezus is hierin niet alleen gebleven. De geschiedenis van de christenen heeft in zijn voetspoor een wolk van getuigen opgeleverd, tallozen in wier leven de gerechtigheid waargemaakt en tot vervulling gebracht werd, doordat ze alles gaven uit liefde voor God en de mensen. Een voorbeeld daarvan in onze tijd is de Vietnamese bisschop Frans Van Thuan, die met hart en ziel opkwam voor de mensenrechten en in de jaren zeventig en tachtig lange tijd eenzaam opgesloten was onder het communistische regime in Vietnam. Zijn volstrekte vertrouwen in de Eucharistie was de leidende kracht in zijn leven, en de kracht en voeding voor zijn lange verblijf in gevangenschap.
Op 7 oktober 1976 schreef hij in de Phu Khanh-gevangenis gedurende zijn eenzame opsluiting: ‘Ik ben gelukkig hier in deze cel – waar witte paddenstoelen op mijn slaapmat groeien – omdat u met mij bent, omdat u wilt dat ik hier met u leef. Ik heb veel gesproken gedurende mijn leven: nu spreek ik niet meer: het is uw beurt om tegen mij te praten, Jezus, ik luister naar u.’
Hij eindigde zijn clandestiene brieven aan onze ouders met: ‘Beste Pa en Ma, belast je hart niet met droefheid. Ik leef iedere dag verenigd met het offer van Jezus.’ Zij zus Elisabeth sprak over zijn eucharistische spiritualiteit: ‘In de gevangenis met de Eucharistie in hun midden, ontvingen christelijke en niet-christelijke gevangenen de genade om te beseffen dat zij ieder moment van hun leven in onmenselijke omstandigheden verenigd kunnen worden met het offer van Jezus en opgetild tot aanbidding van God de Vader.’
Eenmaal vrijgelaten mocht hij niet terug naar zijn vaderland en werd hij in Rome president van de Pauselijke Raad voor Vrede en Gerechtigheid. Hij werd in 2001 kardinaal en overleed in 2002, mede als gevolg van zijn zwakke gezondheid, veroorzaakt door de langdurige gevangenschap. Hij heeft het initiatief genomen om de sociale leer van de kerk in een compendium samen te vatten en getuigde onder alle omstandigheden van hoop en blijdschap.
Alle gerechtigheid tot vervulling brengen. Op het feest van de doop van de Heer wordt ons geleerd dat Jezus daarvoor gekomen en gedoopt is en alles gegeven heeft. Door hem aangemoedigd durven wij ook onszelf in te zetten voor Gods Rijk, voor een goddelijke orde van recht en vrede. Amen.
Kees Verdegaal, inleiding
Johan te Velde, preekvoorbeeld
16 januari 2011
9 januari 2011
Doop van de Heer
Lezingen: Jes. 42,1-4.6-7; Ps. 29; Hand. 10,34-38; Mat. 3,13-17 (A-jaar)
Inleiding
De God van Israël manifesteert zich op diverse manieren
De vier lezingen lijken weinig met elkaar te maken te hebben. Toch kan men er een gemeenschappelijk thema in ontdekken. Psalm 29 zou – volgens sommigen – oorspronkelijk een hymne voor de Kanaänitische god Baäl, de god van de donder zijn. Het Hebreeuwse qôl, dat niet minder dan zeven keer voorkomt in deze psalm, betekent ‘geluid’, ‘stem’ of ‘donder’. De psalm beschrijft op een hymnische wijze een theofanie, een godsverschijning die gepaard gaat met natuurverschijnselen als donder en bliksem, en aardbevingen. Een gelijksoortige beschrijving ziet men bij de openbaring van de Thora op de Sinaï in Exodus 19. Het moet daar wel om een vulkaanuitbarsting gaan. De verschillende ‘functies’ van de Kanaänitische goden werden verenigd in de ene God van Israël. Zo werd mogelijkerwijze de dondergod Baäl ‘geïntegreerd’ in jhwh en kan men het Hebreeuwse qôl in zijn veelzijdige betekenis lezen: geluid, donder en stem. De God van Israël liet zijn stem spreken via de natuur en later via zijn functie als schepper zoals in Gen. 1. Ook al heeft jhwh zo nog geen antropomorf uiterlijk, zijn stem gaat langzaamaan menselijker klinken.
Jesaja 42 beschrijft twee personen – een lijdende dienaar en een bevrijder – als representanten, gezanten van Israëls God die zelf als schepper van hemel en aarde tussen de twee voor te lezen delen – in vers 5 – ten tonele gevoerd wordt. Zijn representanten vertegenwoordigen JHWH als universele God, dus niet alleen als schepper, maar ook als God van alle volken.
In de tekst van Matteüs manifesteert de God van Israël zich via mensen: Johannes de Doper fungeert als een teruggekomen profeet Elia en roept de mensen op tot bekering. Jezus wordt dan vervolgens – naar het lijkt tot verbazing van de omstanders of minstens van de lezer - door de evangelist afgeschilderd als de persoon om wie het gaat, de definitieve gezalfde van JHWH, dé messias.
In de tekst van Handelingen wordt Petrus er op uit gestuurd om in Caesarea, een garnizoensplaats van de Romeinen, de blijde boodschap van Jezus van Nazaret aan Cornelius, hoofd van het Italiaanse cohort in die stad, te prediken. De apostel Petrus blijkt hier buiten de ‘grenzen’ van het joodse volk te treden en de universele boodschap van de jood Jezus te verkondigen. Zo wordt duidelijk dat de God van Israël een universele God is.
In de lezingen van vandaag komen dus telkens varianten van de manifestaties van de God van Israël naar voren.
Jesaja 42,1-4.6-7: Het profiel van de messias
Het gedeelte van het boek Jesaja dat nu aan de orde is, moet wel geschreven zijn aan het einde van de ballingschap. Het verblijf in Mesopotamië zal aanvankelijk een gruwel geweest zijn voor de gedeporteerden, maar bleek ook kansen te bieden. In deze periode werd gewerkt aan de redactie van de Thora en kreeg men een ander zicht op de eigen God. Deze was niet meer aan het land gebonden, maar bleek een universele God te zijn: schepper van de kosmos en heilbrenger voor alle volken. JHWH roept een trouwe ‘dienaar’, de zogenaamde èvèd adonaj, op dit heil, d.w.z. de gerechtigheid (tsedaqa) op alle terreinen, tot stand te brengen. Deze dienaar heeft kennelijk te lijden gehad van de onderdrukking in de ballingschap. Gaat het in dit eerste gedeelte om een persoon of betreft het heel Israël? Israël krijgt een universele opdracht: recht (misjpât) en onderricht (tôra) verschaffen aan alle volken. De wereld wordt wijzer van Israëls lijden. In feite heeft deze tekst gedeeltelijk als een profielschets gefunctioneerd voor Jezus van Nazaret als messias, zoals blijkt uit o.a. Matteüs 12,18-21.
Men is het erover eens dat het tweede gedeelte, waarin nog steeds JHWH aan het woord is, betrekking heeft op Kores (Cyrus), de koning van Meden en Perzen, die via zijn edict, dat hij in 538 uitvaardigde, de gedeporteerden naar hun eigen landen laat terugkeren. Deze buitenlander en zodoende buitenstaander wordt door JHWH als zijn vertegenwoordiger afgeschilderd en krijgt een messiaanse functie toegedicht. De Judeeërs kunnen – dank zij zijn krachtdadig optreden – terugkeren naar hun eigen land. Kores wordt als een bevrijder afgeschilderd en zijn functie lijkt te gaan samenvallen met die van Israël: ‘licht voor de naties’. Jezus van Nazaret leest – volgens Lucas – een gelijksoortige schets van de messiaanse functie uit Jesaja 61 voor in de synagoge van Nazaret om zijn optreden te duiden. De tekst uit Jesaja 42 wordt in de mond van Jezus door verschillende evangelisten gebezigd om zijn optreden voor Johannes de Doper te verklaren en te verantwoorden.
Matteüs. 3,13-17: Doop als introductie
Al te bekend is dat – in de context van het christendom – het doopsel functioneert als een initiatierite, het binnentreden in de christelijke gemeente. In verschillende religies zien we dat de doop de betekenis heeft van inwijding voor die religieuze gemeenschap en dan wel gelieerd aan locaties bij grote rivieren als de Ganges, de Eufraat en de Nijl. Voor het oude Israël vormde de Jordaan een levensader en als zodanig de ambiance voor de doop, een start voor een nieuw leven. Het Griekse baptisma betekent eigenlijk ‘onderdompeling’ en is afgeleid van een werkwoord dat een iteratief is. Men diende kennelijk verschillende keren, met andere woorden fiks en niet zo zuinig, ondergedompeld te worden. Dan was men er zeker van dat men ingewijd was.
We beseffen maar al te goed dat de evangelies in een joods-hellenistische context zijn ontstaan. Opvallend is wel dat de doop binnen het jodendom niet meer functioneert en de besnijdenis voor jongens/mannen de initiatierite is, zoals reeds in de Thora beschreven. In de periode rond het begin van onze jaartelling wordt evenwel melding gemaakt van de proselietendoop, dat wil zeggen de doop functioneerde als toetredingsrite tot het jodendom voor bekeerlingen uit het zogenaamde heidendom. Toen het christendom zijn eigen weg had gevonden en de doop als het ware had overgenomen, verdween deze binnen het rabbijnse jodendom.
Als we de passages over het dopen van Johannes in de verschillende evangelies lezen beschouwen we deze doop ter bekering als een ommezwaai voor degenen die zich laten dopen. Men verbindt zich de Thora nauwgezetter na te leven. De doop van Jezus door Johannes verandert van karakter en wordt geïnterpreteerd als een doop door de Geest via het spreken van de Vader in een theofanische context. Voor Jezus betekent dit het begin van zijn missie. Opvallend is het dat hier een bekend stramien naar voren komt: niet de eerste is de belangrijkste en de uitverkorene, maar de tweede. Niet Kaïn maar Abel, niet Esau maar Isaäk en niet Johannes de Doper, eerder geboren, maar de jongere Jezus van Nazaret.
Niet zonder nut is het over de omgeving van de Jordaan met betrekking tot Johannes de Doper en Jezus van Nazaret op te merken dat niet ver van de plaats waar Johannes met zijn doopactiviteiten gesitueerd wordt, Qumran gelegen is. De gangbare opinie is het dat Qumran bewoond werd door een gemeenschap van Essenen die zich vanwege de verregaande hellenisering van het jodendom hadden teruggetrokken in de woestijn van Juda. Hun eigen geschriften en o.a. manuscripten van delen van de Tenach werden vanaf 1947 bij toeval teruggevonden in de vele grotten in de buurt. Men kan zich afvragen of Johannes tot die tamelijk ascetische gemeenschap behoorde, ook al wordt in hun geschriften niet over de doop geschreven. Wel kende men uitgebreide reinheidsvoorschriften en beschikte men over rituele baden. Niet onmogelijk is het dat Jezus van Nazaret, die zich in een latere fase geregeld in de Jordaanstreek bevindt, bindingen had met Qumran. Hij ging evenwel zijn eigen weg, namelijk die van de mondelinge Thora, later geformuleerd in de evangelies. Voor hem gold dat de mens er niet was voor de wet, maar de wet voor de mens. Een principe dat in feite gelijk is aan dat van de Farizeeën die op hun beurt de Thora probeerden te herinterpreteren n.a.v. de veranderende omstandigheden. Niet voor niets treedt Jezus veelvuldig met hen in discussie over de juiste interpretatie.
Literatuur
De knecht, Schrift 251 (okt. 2010).
Preekvoorbeeld
Enkele weken na het kerstfeest vieren wij als afsluiting van de kersttijd het feest van de Doop van de Heer in de Jordaan. Wonderlijk: de liturgie van de kerk overbrugt na Driekoningen zomaar even dertig jaar: Hij die als klein kind aanbeden werd door de wijzen, wordt een week later als 30-jarige gedoopt door Johannes de Doper. Deze feestdag is de voltooiing van de kersttijd: in zijn doop presenteert Jezus zichzelf, hij stelt zichzelf aan ons voor aan het begin van zijn volwassen loopbaan. De stem die uit de hemel klinkt wijst hem aan als Zoon van de Vader, de duif die neerdaalde verwijst naar zijn vervuld-zijn van de heilige Geest. Zo horen en zien wij dat in Jezus het geheim van de Drie-ene God naar ons toe komt. Hij is de Zoon, de geliefde, de uitverkorene.
Woorden die daar sterk op lijken hebben wij in de eerste lezing gehoord. Ook daar een stem uit de hemel, ook daar een uitverkorene en geliefde, echter geen zoon maar een knecht. Het is de profeet Jesaja die ons vertelt over een bijzondere persoon: een koning misschien of een profeet, het hele volk, of misschien Jesaja zelf wel: iemand die de grote taak krijgt om Gods recht, Gods gerechtigheid uit te dragen.
Recht en gerechtigheid, woorden die in de Bijbel heel wat keren voorkomen. Waar denken we aan als we die horen? Denken we aan rechtspraak, aan rechters die rechtvaardig oordelen op basis van de wet? Denken we aan streng, consequent handelen, gelijke monniken, gelijke kappen? Of denken we aan de strijd tegen het sociale onrecht van mensen die hard werken en weinig betaald krijgen of gediscrimineerd worden? Inderdaad, bijbeluitleggers verklaren dat het woord gerechtigheid hier slaat op een rechtsorde waarin mensen eerlijk en gelijkwaardig behandeld worden, waarin armen beschermd worden en sommigen niet de kans krijgen anderen onrecht te doen. Deze dienaar die geroepen wordt moet de goddelijke rechtsorde gaan uitdragen die voor alle volkeren geldt. Het is een orde waarin geweld niet getolereerd wordt en machtsmisbruik geen kans krijgt. Deze dienaar komt op voor alles wat kwetsbaar is. Vergelijk het met een rietstengel die gebruikt werd om te schrijven, een stengel die geknakt is, maar misschien toch nog verder kan als je hem maar niet breekt. Of vergelijk het met een brandend vlaspitje: de olie is bijna op, maar hij gaat toch nog even door: niet uitblazen, je kunt er nog bij zien.
Gerechtigheid is recht doen, is opkomen voor wat broos en kwetsbaar is, is de orde die God wil opbouwen in zijn koninkrijk. Daarin is voor geweld en zonde en onrecht geen plaats. Gerechtigheid en recht zijn typisch profetenwoorden, die we in de toespraken van Jezus vooral in het Matteüsevangelie ook weer tegenkomen. ‘Als jullie gerechtigheid die van de Farizeeën niet overtreft, kun je niet binnengaan in het Rijk der hemelen’, zegt Jezus. Hij heeft een droom over meer dan het gewone, over een overvloedige gerechtigheid die niemand uitsluit, die liefde en barmhartigheid insluit, zelfs tegenover je tegenstanders. En bij zijn doop in de Jordaan zegt hij tegen Johannes dat hij die droom moet waarmaken, dat hij zelf alle gerechtigheid moet vervullen, zoals de Griekse grondtekst luidt.
Jezus is gekomen niet alleen om mooie woorden te verkondigen en om indrukwekkende wonderen te doen. Hij is vooral gekomen om in zijn eigen leven de gerechtigheid waar te maken, alles te doen wat goed en recht is, ook als dat het uiterste van hem vraagt. Zijn doop in de Jordaan is een teken van solidariteit met de mensen. Het is een begin van zijn zending als de lijdende knecht van God. Hij maakt duidelijk dat hij bij de mensen hoort, bij de mensen in al hun gewoonheid en zondigheid. Hij die gerechtigheid brengt en het kwaad uit de wereld zal wegdragen, kan dat alleen maar doen door zelf de weg van de zondaars te gaan, door boeteling te worden. Zijn doop is zo ook een vooruitwijzing naar zijn sterven aan het kruis, zijn weg van liefde tot het uiterste. Zo zal hij de gerechtigheid vervullen.
Jezus is hierin niet alleen gebleven. De geschiedenis van de christenen heeft in zijn voetspoor een wolk van getuigen opgeleverd, tallozen in wier leven de gerechtigheid waargemaakt en tot vervulling gebracht werd, doordat ze alles gaven uit liefde voor God en de mensen. Een voorbeeld daarvan in onze tijd is de Vietnamese bisschop Frans Van Thuan, die met hart en ziel opkwam voor de mensenrechten en in de jaren zeventig en tachtig lange tijd eenzaam opgesloten was onder het communistische regime in Vietnam. Zijn volstrekte vertrouwen in de Eucharistie was de leidende kracht in zijn leven, en de kracht en voeding voor zijn lange verblijf in gevangenschap.
Op 7 oktober 1976 schreef hij in de Phu Khanh-gevangenis gedurende zijn eenzame opsluiting: ‘Ik ben gelukkig hier in deze cel – waar witte paddenstoelen op mijn slaapmat groeien – omdat u met mij bent, omdat u wilt dat ik hier met u leef. Ik heb veel gesproken gedurende mijn leven: nu spreek ik niet meer: het is uw beurt om tegen mij te praten, Jezus, ik luister naar u.’
Hij eindigde zijn clandestiene brieven aan onze ouders met: ‘Beste Pa en Ma, belast je hart niet met droefheid. Ik leef iedere dag verenigd met het offer van Jezus.’ Zij zus Elisabeth sprak over zijn eucharistische spiritualiteit: ‘In de gevangenis met de Eucharistie in hun midden, ontvingen christelijke en niet-christelijke gevangenen de genade om te beseffen dat zij ieder moment van hun leven in onmenselijke omstandigheden verenigd kunnen worden met het offer van Jezus en opgetild tot aanbidding van God de Vader.’
Eenmaal vrijgelaten mocht hij niet terug naar zijn vaderland en werd hij in Rome president van de Pauselijke Raad voor Vrede en Gerechtigheid. Hij werd in 2001 kardinaal en overleed in 2002, mede als gevolg van zijn zwakke gezondheid, veroorzaakt door de langdurige gevangenschap. Hij heeft het initiatief genomen om de sociale leer van de kerk in een compendium samen te vatten en getuigde onder alle omstandigheden van hoop en blijdschap.
Alle gerechtigheid tot vervulling brengen. Op het feest van de doop van de Heer wordt ons geleerd dat Jezus daarvoor gekomen en gedoopt is en alles gegeven heeft. Door hem aangemoedigd durven wij ook onszelf in te zetten voor Gods Rijk, voor een goddelijke orde van recht en vrede. Amen.
Kees Verdegaal, inleiding
Johan te Velde, preekvoorbeeld