- Versie
- Downloaden 47
- Bestandsgrootte 294.78 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
7 augustus 2011
Negentiende zondag door het jaar
Lezingen: 1 Kon. 19,9a.11-13a; Ps. 85; Rom. 9,1-5; Mat. 14,22-33 (A-jaar)
Inleiding
Het reddend handelen van de Heer
Bewegende beelden, zo zou je de verhalen kunnen omschrijven die deze zondag worden gehoord. En dat ook letterlijk: Elia is op weg en schuilt in een grot van de Horeb; Paulus bidt om beweging tot heil voor zijn volk; in Psalm 85 is er beweging tussen hemel en aarde; in het evangelie is er het deinende water. Leven is beweging. Soms wekt het onrust, angst zelfs. Andere keren is leven bevrijdend, als we er redding ervaren. De introïtus van deze zondag spreekt van de mens die roept om bevrijding: ‘Velen zoeken U, vergeet hun bidden niet’. De lezingen tonen een diepzinnige samenhang.
1 Koningen 19
Elia trekt naar de Horeb, omdat hij zich bedreigd voelt en het niet meer ziet zitten. Hij wil ophouden met zijn profetenopdracht. Maar in die machteloosheid werkt in hem een onuitgesproken kracht, die hem in beweging zet naar de Horeb, de plaats van Gods-ontmoeting, van Mozes en zijn mensen, van het Verbond. In de grot wordt hij aangesproken, omgeven door die ervaringen van toen: storm, aardbeving, vuur. Maar dan die verstilling, die verinnerlijking: een zacht bries is de wijze waarop de Ene hem beroert. Dat vervult hem met kracht. Hij voelt zich aangesproken. Die ervaring redt hem uit zijn onmacht, want uiteindelijk is de Heer altijd weer de reddende en bevrijdende kracht. Elia innerlijk geraakt hervat zijn opdracht als profeet.
Matteüs 14,22-33
Bij Matteüs is dat thema van het reddend handelen van God een verhaal geworden van bewegende beelden: deinend water, storm, onmacht, kleingelovigheid, en dan die reddende hand. Beelden van bij de Horeb keren terug. Overigens ten tweede male. Er ontstaat zo een accolade van Matteüs 8,23-27 en Matteüs 14,22-23. Die accolade omgeeft een wezenlijk deel van het Matteüsevangelie: de vorming en toerusting van de leerlingen. Zij moeten gaan ontdekken welke weg Jezus wijst, om zijn opdracht ook zelf aan te kunnen. Ze worden uitgezonden. Er is onderricht door gelijkenissen, confrontatie met de overheden. Bij de schokkende gebeurtenissen, de dood van Johannes de Doper, moeten zij gaandeweg leren dat het gaat om onvoorwaardelijk vertrouwen op de trouw en het erbarmen van God. In Christus zullen zij gaan ervaren dat die trouw nabij is. Na het ervaren van zijn wonderlijke daden, zoals de broodvermenigvuldiging, stuurt Jezus hen alleen weg, ‘het diepe in’, het water door. Confrontatie met zichzelf. Ze worden beproefd. Jezus zelf trekt zich terug voor gebed (de onmisbare pijler voor de band met God).
Opnieuw vertelt Matteüs dan over hun onrust en radeloosheid. Dan verschijnt de Heer (zoals de Verrezene later zal verschijnen): ‘Vrees niet, Ik ben het’. Wat de leerlingen met Jezus meemaken legt de basis voor hun groeiende overtuiging: in Christus is God reddend aanwezig.
De bevrijding zal gestalte krijgen in de beweging van een doortocht. Door het water heen, zoals eens de bevrijding van het volk uit de slavernij en wordt hernomen in de doop bij Johannes door het water heen. Die redding uit het deinende water is er voorbode van. Het proces van groeien in geloven en vertrouwen is volop in beweging voor de ‘kleingelovigen’. Het gelovig avontuur is begonnen. Later zal de jonge christengemeenschap genoemd worden ‘de mensen van de Weg’ (Hand. 9,2 en 22,4). Daarmee wordt accent gelegd op de beweging, de dynamiek. Gods woord en Wet is geen dode letter, iets uit het verleden. Nee. Zoals blijkt uit Jezus’ discussies en gelijkenissen en bovenal in Zijn Bergrede: het Woord en de Wet zijn de permanente uitdaging tot een leven in vroomheid en gerechtigheid zoals nu actueel vereist is.
Jezus trekt ons omhoog uit het diepe
‘De stille trouw van God van het verbond is de garantie dat geloven mogelijk is. Als er in het kerkschip eerbiedig geknield wordt (14,33) en het credo wordt gezegd: ‘waarlijk Gij zijt de Zoon van God’, is dat een geloofsbelijdenis in een God die met wankele mensen meegaat. Arrogante zekerheid maakt het contact met die God onmogelijk. De mens die horen wil en handelen als die Zoon, zal hem als partner naast zich vinden.’
Literatuur
Hein Jan van Ogtrop, In het Leerhuis van Matteüs, KBS/Tabor 1995, blz. 135.
Preekvoorbeeld
Jezus wandelt over het water. Hoe vaak heeft dit verhaal al voor discussies en twijfel gezorgd. Zou dat nou wel echt gebeurd zijn? Dat kan immers niet. Nee, inderdaad, volgens onze wetenschappelijke normen kan iemand niet over water lopen.
Maar ja, het kernpunt van ons geloof, dat doden opstaan, kan wetenschappelijk gesproken ook niet. En toch zingen we ervan, als we een dode begraven. Dat we hopen en geloven dat de dierbare overledene door God ten leven wordt gewekt, en thuis wordt gehaald. Terwijl het dode lichaam nog in ons midden is. We geloven dat tegen de waarneembare werkelijkheid in. Waarom? Omdat ons hart het ingeeft. Omdat het zo wel móet zijn.
Welnu, laten we dan bij het kijken en luisteren naar het verhaal van vandaag die ogen en oren van het geloof op zetten, en er zo nog eens naar kijken en luisteren. Dan horen we dat Jezus’ leerlingen er alleen voor staan. Het is nacht en alle elementen zitten tegen. Herkent u dat niet? Heeft u nooit in zo’n situatie gezeten? Eigenlijk zouden we even stil moeten zijn, om ons dergelijke situaties voor de geest te halen. Zo’n situatie wordt in ons verhaal vergeleken met een zee, waar het soms behoorlijk kan spoken.
Opvallend. Matteüs spreekt steeds over de zee, terwijl het in werkelijkheid gaat over een bescheiden meer. In de wereld van de bijbel staat de zee vaak voor dreiging, levensgevaar. Kijk maar bijvoorbeeld naar het verhaal van de Uittocht. Daar wordt een hele zee opzij gezet om het volk op de vlucht een veilige doortocht te bieden. Denk aan Jona, die ten onder dreigde te gaan in het monster van de zee. Misschien herinnert u zich nog dat Matteüs enige hoofdstukken terug dat verhaal vertelde van die kudde zwijnen die zich in zee stortten. Zwijnen zijn voor joden sowieso al onreine beesten. Maar in dat geval had Jezus juist een heel legioen boze geesten in die zwijnen gejaagd. Zo hadden ze zich in zee gestort, want daar horen boze geesten nu eenmaal thuis. En vandaag horen we dus dat Jezus óver die zee wandelt. Die wereld die ons zoveel angst kan aanjagen: daar staat hij boven. Die deert hem niet. Sterker nog, op die manier gedraagt Jezus zich zoals er van God wordt verteld in het Oude Testament. In het boek Job bijvoorbeeld (9,8) horen we: ‘Hij, God, legt de geweldige zee aan zijn voeten.’ Kortom, Matteüs wil ons laten horen dat Jezus sterker is dan welke destructieve macht ook. Sterker dan de dood. Ons verhaal dat zich afspeelt in de nacht is een verrijzenisverhaal. Het zou in de Paasnacht voorgelezen moeten worden. Het zegt tegen u en mij: hoezeer het leven ook tegen kan zitten, ga ervan uit, geloof dat er redding mogelijk is; dat er uitkomst is.
Het vervelende is alleen dat die redding soms (vaak?) zo lang op zich laat wachten. In ons verhaal staat dat Jezus pas op zijn leerlingen toe kwam in de vierde nachtwake. Dan ligt er al een lange nacht achter hen. In het eerste verhaal van Elia hoorden we dat het verlossende suizen van de zachte bries pas optrad nadat er achtereenvolgens een storm, een aardbeving en een vuur aan vooraf waren gegaan. Dat is lang wachten. Waarom dat zo is? Ik weet het niet. Maar de ervaring leert alleen dat je soms heel lang op geloven bent aangewezen.
Of liever, het zegt zelfs dat de houding van geloven de enig mogelijke houding is om er doorheen te komen. Niet de goede afloop is het belangrijkste, maar de manier waarop je staande blijft te midden van dreiging en narigheid: dat is het belangrijkste. En hoe blijf je staande? Door ervan uit te gaan dat er uitkomst mogelijk is, terwijl die uitkomst er nog niet is! Net zoals we bij een dode zingen van de opstanding, terwijl we daar nog niets van zien. Het gelóven zelf is het belangrijkste.
Dat maakt Jezus aan Petrus duidelijk. Zolang Petrus zijn blik gericht houdt op Jezus, blijft hij overeind; is hij gevaar en dreiging de baas. Maar als hij Jezus uit het oog verliest en zich laat bang maken door alles wat tegen zit, gaat hij ten onder.
Wist u dat er heel wat heiligen zijn van wie verteld wordt dat zij over het water liepen? De heilige Rien van Bretagne werd bij iemand geroepen die in levensgevaar verkeerde. Maar die persoon woonde op een eiland en er was geen boot te bekennen. Zozeer was Sint Rien erop bedacht om die bedreigde persoon tegemoet te komen, dat hij pas besefte over het water heen gekomen te zijn, toen hij aan de overkant was.
Nog mooier is het verhaal van Sint Forannan. Een Ierse abt die met elf monniken vanuit Schotland naar onze streken wilde oversteken om hier het evangelie te verkondigen. Maar het was al laat in de herfst en er was in heel Schotland geen schipper meer te vinden die de oversteek nog durfde wagen. Daarop beval Forannan twee flinke bomen te kappen in het bos. De stammen werden in de vorm van een kruis op het water gelegd. Op het uiteinde van elke stam nam een viertal monniken plaats. En zo zijn ze veilig en wel overgestoken naar onze streken. Ze stichtten een kloostertje aan de Maas ten zuiden van Luik. Dat is toch een prachtig verhaal? Het zegt ons dat kruisen zich voordoen in ons leven. Maar als we staande blijven en geloven dat uitkomst mogelijk is komen we door elke vorm van dreiging, angst en dood heen. Hoe lang we er soms ook naar moeten uitkijken.
Frans Zwarts, inleiding
Dries van den Akker sj, preekvoorbeeld