- Versie
- Downloaden 42
- Bestandsgrootte 298.15 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
3 juli 2011
Veertiende zondag door het jaar
Lezingen: Zach. 9,9-10; Ps. 145; Rom. 8,9.11-13; Mat. 11,25-30 (A-jaar)
Inleiding
Volgens de oudtestamentische profeet Zacharia is het inluiden van de utopische messiaanse tijd gekenmerkt door de komst van een zachtmoedige vredevorst. ‘Vrede’ en ‘zachtmoedigheid’ zijn dan ook de thema’s die deze oudtestamentische lezing met de evangelietekst verbinden. Immers, wanneer Matteüs Jezus over het ‘zachte juk’ en de ‘lichte last’ laat spreken, dan doet hij dit ongetwijfeld om Jezus als deze langverwachte messiaanse vredevorst te identificeren.
Matteüs 11,25‑30: Mijn juk is zacht, mijn last is licht
De passage van Matteüs 11,25‑30 is een welgekomen afwisseling na de vorige perikoop. In Matteüs 11,20‑24 had de evangelist Jezus zeer hard van leer laten trekken tegen zijn tijdgenoten, die zich, ondanks dat zij getuige zijn geweest van zijn ‘machtige daden’, niet hebben bekeerd. Jezus spreekt dan ook dreigende taal tegen de Galileërs: ‘Wee u, Chorazin! Wee u, Betsaïda!’ Als de heidenen in Tyrus en Sidon hadden gezien wat de inwoners van Galilea hebben mogen meemaken, hadden ze zich allang bekeerd. En als de inwoners van Sodom getuige waren geweest van de tekenen die Kafarnaüm te beurt waren gevallen, hadden de Sodomieten zich ongetwijfeld bekeerd, en was de stad niet ten onder gegaan. Jezus komt dan ook bikkelhard uit de hoek: ‘Voor Tyrus, Sidon en Sodom zal de dag van het oordeel draaglijker zijn dan voor Chorazin, Betsaïda en Kafarnaüm’ (Mat. 11,22.24).
In Matteüs 11,25‑30 lijkt Jezus het over een gans andere boeg te gooien. In drie korte spreuken lijkt een veel mildere Jezus aan het woord te zijn. (1) In de verzen 25-26 spreekt Jezus in een lofprijzing God aan, die hij zijn Vader noemt en Heer van hemel en aarde. Hiermee wordt God, in de lijn van het oudtestamentische scheppingsgedicht van Genesis 1, als almachtig geroemd. (2) In vers 27 richt Jezus zich niet meer tot zijn Vader, maar geeft hij onderricht aan niet nader gespecificeerde geadresseerden: ‘Alles is mij door mijn Vader in handen gegeven...’ (3) Het derde deel (vv. 28‑30) is een uitnodiging, gericht tot ‘allen die afgemat en belast zijn’. Wanneer in de eerste twee delen God centraal staat en de relatie tussen vader en zoon, dan is het derde deel opgebouwd rond de kernwoorden ‘juk’, ‘last’ en ‘rust’. Een enigszins variante versie van de eerste twee delen treft men ook aan bij Lucas (10,21v) – men neemt dan ook veelal aan dat Matteüs en Lucas beiden van de zogenoemde Logienquelle (Q) afhankelijk zijn –, terwijl Jezus’ uitspraak over het zachte juk alleen bij Matteüs voorkomt.
De eerste uitspraak (vv. 25‑26) is opgebouwd rond twee tegenstellingen. Vooreerst is er het woordpaar ‘verbergen’ en ‘onthullen’. Vervolgens worden ‘wijzen en verstandigen’ gecontrasteerd aan de ‘eenvoudigen’ – de termen ‘kleinen’ of ‘kinderen’ bieden een correctere weergave van de Griekse term. Met de ‘wijzen’ doelt Matteüs vermoedelijk op de leraren van de wet, zij die kennis hebben van de heilige geschriften. Ze mogen de wet dan wel kennen, maar wat God heeft onthuld aan kleinen is voor hen verborgen gebleven. De vraag stelt zich natuurlijk wat de auteur precies bedoelt met ‘dat wat God verborgen heeft gehouden en onthuld’. De Griekse tekst is zeer vaag: ‘deze dingen’.
Vermoedelijk krijgen we het antwoord op deze vraag in de tweede spreuk (v. 27): het geheim bestaat erin dat Jezus, de zoon, duidelijk maakt wie God, de vader, is. Echter, ook de interpretatie van vers 27 is geenszins eenvoudig en onomstreden. Het eerste versdeel presenteert Jezus als Gods gevolmachtigde. In de twee volgende versdelen wordt deze unieke positie van Jezus verwoord aan de hand van het beeld van een innige en exclusieve kennisrelatie tussen Vader en Zoon. Het laatste versdeel knoopt weer aan bij vers 26: ook degenen aan wie de Zoon zich heeft willen onthullen als Zoon van God, met name de ‘kleinen’, kennen hem.
Na deze moeilijke christologische verzen openbaart Jezus zich in het derde deel (vv. 28‑30) als de zachtmoedige. Het vers is duidelijk geïnspireerd op Jezus Sirach. In Sirach 51,23 nodigt de oudtestamentische wijze de mensen uit om bij hem en de wijsheid in de leer te komen: ‘Kom naar mij toe, buig je hals onder haar juk en laat je hart het onderwijs opnemen. Jullie kunnen met eigen ogen zien dat ik mij maar matig hoefde in te spannen en voor mijzelf veel rust heb gevonden... Verheug jullie in de barmhartigheid van de Heer’. Wat Jezus precies bedoelt met het ‘zachte juk’ is minder duidelijk. Niettemin kan men de richting van het antwoord op het spoor komen dankzij een goed begrip van de volgende perikoop. In Matteüs 12,1‑8, de passage waarin Jezus de sabbatrust reduceert tot haar oorspronkelijke intentie – de leefbaarheid van ’s mensen leven vrijwaren – stelt Jezus de hardnekkigheid van deze farizeeën aan de kaak. Religie was uitgehold tot een rigoureus navolgen van zinloze regels die als een zwaar juk op de schouders wogen. Tegenover deze hardvochtigheid van een joodse litteralistische lezing van de wet, stelt Jezus de paradox van het zachte juk. Jezus volgen betekent het juk van de zachtmoedigheid op zich nemen. Daarmee neemt Jezus geenszins afstand van het Oude Testament, maar herleidt hij het tot zijn ware proportie: God ‘dienen’ heeft alles te maken met bevrijding. Deze oorspronkelijke intentie van het oudtestamentische godsgeloof staat ook in Zacharia 9,9v centraal.
Zacharia 9,9‑10: De messiaanse vredevorst
Zacharia 9,9‑10 staat aan het begin van het tweede deel van het boek Zacharia (hoofdstukken 9–11), dat gewoonlijk aan het einde van de vierde eeuw v. Chr. wordt gedateerd. Op poëtische wijze evoceert deze zogenoemde Deuterozacharia een messiaanse utopie. De beeldspraak die de auteur gebruikt om de redderfiguur die de heilstijd zal inluiden te beschrijven, is indrukwekkend: hij is rechtvaardig, maar toch zegevierend. Hij is nederig, maakt een einde aan alle geweld en brengt vrede voor de ganse aarde.
De joodse traditie heeft het er vaak moeilijk mee gehad om deze verzen als messiaanse tekst te lezen. Immers, een nederige Messias, die blijkens Zacharia 12,10 daarenboven nog zou worden gedood (‘Zij zullen opzien naar hem die zij doorstoken hebben’) was voor het jodendom moeilijk verteerbaar.
De nieuwtestamentische auteurs hebben de verzen in ieder geval wel messiaans geïnterpreteerd en ze op Jezus als Messias toegepast. Immers, wanneer Jezus volgens Matteüs 21,5 precies een ezelin en een veulen laat halen om er Jeruzalem mee binnen te trekken, dan citeert de evangelist deze verzen uit Zacharia. Dit geschiedt immers, ‘opdat vervuld zou worden wat bij monde van de profeet gezegd is’ (Mat. 21,4). Daarmee is de cirkel rond. Jezus, die door christenen als Messias wordt beleden, is degene in wie, met het juk van de zachtmoedigheid op de schouders, Gods belofte werkelijkheid wordt.
Preekvoorbeeld
Je last is licht, horen we Jezus zeggen. Aanvankelijk zouden we kunnen denken: ‘Wat moeten we met zo’n uitspraak?’ Wanneer alles lekker loopt en we blijmoedig de dag in lopen, lijkt er geen sprake te zijn van ‘last’. Wanneer we wel een last ervaren, is er zwaarte in ons leven geslopen: ziekte, problemen thuis of op het werk, onvrede. Wat bedoelt Jezus als hij de last licht noemt? Hij weet dat we het zwaar kunnen hebben want hij zegt vervolgens ook: ‘Komt tot mij als je uitgeput bent en onder lasten gebukt gaat, en ik zal je rust en verlichting schenken.’ Hij wijst ons hoe we met onze levenslasten om kunnen gaan. ‘Neem míjn juk op uw schouders!’ is de raad die hij ons geeft.
Op oude schilderingen waarin het boerenlandleven gethematiseerd wordt zie je mensen afgebeeld met een juk, vaak melkmeisjes met op de schouders de houten draagbalk waar aan beide uiteinde een haak zit met een emmer. Al sinds mensenheugenis weten we dat een zware last het best op de schouder gedragen kan worden. Dan drukt de last recht omlaag en is de lastarm klein, zo wordt de draaglast vergroot. Het juk moet goed op de schouders worden gelegd, de last is dan evenwichtig verdeeld.
Het juk van Jezus zouden we ons kunnen voorstellen met aan de ene kant een emmer waarin vooral de zorgen zitten, de stress, de spanningen, de onzekerheid, de verantwoordelijkheden, alles wat drukt. In de andere emmer vinden we vertrouwen, geloof, zekerheid, een diep gevoel van geborgenheid, het weten dat we kind van God zijn, dat hij er altijd voor ons zal zijn tot het uiterste toe. De band met God geeft Jezus de kracht de lasten van het leven in evenwicht te kunnen dragen. Zijn juk geeft ons een goede balans.
Het zachte juk dat Jezus ons biedt staat tegenover een harde belastende geloofsopvatting van deze wetgeleerden; de kerkelijke leiders. Die geloofsverkondiging is geen kwaadwil van de schriftgeleerden en farizeeën, ze willen het beste voor de mensen. Ze proberen met hun regels en verboden ervoor te zorgen dat de mensen niet uitglijden over de verleidingen van het leven. De vele ge- en verboden moeten de mensen daarvoor behoeden. Maar het beeld van God verandert daardoor in een strenge oordelende God, een rechter die je moet vrezen. Het geloof brengt zo benauwdheid in plaats van bevrijding. Jezus’ blijde en vérstrekkende boodschap aan de mensheid is dat God een goede Vader is, met hart voor zijn kinderen. Die ons, zijn kinderen, uitdaagt het leven op te pakken, er iets van te maken en de vrijheid te nemen die daarvoor nodig is. Hij daagt ons uit alle tegenslag die we tegenkomen door de onverbiddelijkheid van het leven het hoofd te bieden door niet bij de pakken neer te zitten maar in vertrouwen door te gaan.
De wetgeleerden uit Jezus’ tijd hadden er geen feeling voor dat het gaat om motiveren, niet om dwingen en dreigen; om bemoedigen en niet om eisen. Jezus leert ons om mensen met begrip tegemoet te treden in plaats van te veroordelen; met een milde blik naar onszelf en de ander te kijken en elkaar liefdevol te benaderen. Daardoor verandert er iets wezenlijks in de samenleving. Hij zegt: ‘Leer van mij: ik ben zachtmoedig en nederig van hart.’ En vervolgens zegt hij dan: ‘en gij zult rust vinden in uw ziel.’
Rust vinden in onze ziel, geen onnodige zorgen en belasting. Wij mensen hebben nogal eens de neiging om meer op onze schouders te nemen dan nodig is. Zo kunnen we het niet laten om ons hele verleden mee te sjouwen: een oud gevoel; een voorbije ervaring; een gepasseerde kwetsuur. Maar ook de zorg om wat nog komen kan, is belastend. Het haalt ons uit ons evenwicht. ‘Vertrouwen’ brengt ons de rust om bij het heden te blijven, in het nu. Alleen als we aanwezig zijn, kunnen we ons echt openstellen voor de steun en de verlichting die we bij God kunnen vinden. Hij kan niet aanwezig komen door gepieker over wat was, of in de zorgen die misschien zullen gaan komen. Daarmee bouwen we de ingang dicht. Jezus leert ons hoe we zijn Vader kunnen ontmoeten en in die ontmoeting wordt de last licht en is er rust voor de ziel. Wat er ook gebeurt.
Hans Ausloos, inleiding
Clara Angenent, preekvoorbeeld