- Versie
- Downloaden 43
- Bestandsgrootte 127.70 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
13 februari 2011
Zesde zondag door het jaar
Lezingen: Sir. 15,16-21; Ps. 119; 1 Kor. 2,6-10; Mat. 5,17-(20-22a.27-28.22-34a)37 (A-jaar)
Inleiding
Op de weg doorheen het leven wordt de gelovige uitgedaagd dit leven gestalte te geven in overeenstemming met Gods wil. De lezingen van deze zondag staan in het bijzonder stil bij twee grote gaven die God de mens schenkt om hem daarbij te helpen: de geboden en de wijsheid.
Wijsheid van Jezus Sirach 15,15-20
Het boek van de Wijsheid van Jezus Sirach is, chronologisch beschouwd, een van de laatste boeken uit het Oude Testament. Het is een van de zogenaamde deuterocanonieke boeken: omdat reeds in een heel vroeg stadium enkel een Griekse versie van het boek bekend was, werd het niet opgenomen in de Hebreeuwse Bijbel. De kerk nam het boek wel op in haar canon van de Heilige Schrift, maar later werd het in de gereformeerde kerken uit de lijst van de geïnspireerde geschriften verwijderd. De Hebreeuwse oorsprong van het boek werd onder kenners wel algemeen aanvaard, en dit werd onomstotelijk bewezen toen een deel van de Hebreeuwse tekst ook in de Dode Zeerollen werd aangetroffen.
In het boek wordt in verschillende perikopen de lof van de wijsheid gezongen. Daartussen bevinden zich meerdere tekstblokken die diverse wijsheidsthema’s behandelen. Vaak tracht de auteur hierbij terug aansluiting te vinden bij de klassieke wijsheidsleer, zoals we die terugvinden in het boek der Spreuken.
De eerste lezing van deze zondag behoort tot een tekstblok dat een bezinning biedt over het thema wijsheid en zonde. De auteur bevestigt de leer dat de mens vrij kan kiezen tussen goed en kwaad, tussen de zonde en het naleven van Gods geboden. God is niet de oorzaak van de zonde en geeft de mens ook geen verlof om kwaad te doen, maar heeft in zijn grote wijsheid de mens wel deze keuze gelaten. Wie waarlijk wijs en verstandig is, zal wel beseffen dat hij of zij slechts het leven kan vinden door Gods geboden te onderhouden.
De vraag of de gelovige mens in staat is Gods geboden te onderhouden en hoe hij of zij dat dan moet doen, vormt op uiteenlopende wijzen ook een van de kernthema’s van het Nieuwe Testament. Opvattingen hieromtrent zoals we die onder meer bij Jezus Sirach vinden, spelen minstens op de achtergrond een enorm belangrijke rol bij het ontstaan van een christelijke visie.
Matteüs 5,17-37
De evangelieperikoop maakt deel uit van een van meest gekende teksten uit het Nieuwe Testament, namelijk de Bergrede. Zoals Mozes ooit op de berg Sinaï richt ook Jezus zich tot het volk van op een berg, om als ‘nieuwe Mozes’ op gezagvolle wijze de Wet te verklaren. De Bergrede vormt een prachtig gestructureerde redevoering die het ‘programma’ van het Rijk Gods omvat. Ook vandaag blijft ze als het ware de grondwet voor de christen.
Voor een goed begrip van de Bergrede moet men steeds twee belangrijke delen ervan voor ogen houden. Een eerste cruciale tekst wordt gevormd door de zaligsprekingen, die de inleiding vormen van de redevoering en een betekenisvolle achtergrond zijn voor de hele rede. Daarnaast is er ook het Onzevader, als het centrum, het zwaartepunt waarrond heel de redevoering qua structuur en inhoud is opgebouwd.
De Bergrede wil een richting aanduiden voor de verhouding tussen de mens en God, en tussen mensen onderling. Het is opvallend hoe Jezus in het Matteüsevangelie steeds twee tendensen wil verzoenen. Enerzijds wil hij trouw blijven aan de traditie, aan de Wet en de overleveringen die Israël van God zelf ontvangen heeft. Maar anderzijds vraagt hij aandacht voor het ‘hart’ van de Wet en voor datgene wat de Wet overstijgt. Er ligt dus enerzijds een klemtoon op de trouw, en anderzijds op authenticiteit en innerlijkheid.
Deze visie komt duidelijk tot uiting in de tekst die deze zondag gelezen wordt. Hij begint met een bijzonder sterk onderlijnen van het belang van ‘Wet en Profeten’: ook Jezus’ leerlingen moeten deze voorschriften onderhouden en leren. Maar daarna weidt Jezus verder uit over hoe dit dient te gebeuren. Hij gaat zo ver om te stellen dat zijn leerlingen de schriftgeleerden en de Farizeeën – de ‘kampioenen’ van de Wet – nog moeten overtreffen in gerechtigheid, juist door telkens radicaal terug te verwijzen naar het hart van de Wet. Jezus onderlijnt deze stelling met drie voorbeelden: woede is reeds een vorm van ‘broedermoord’, en daarom is onderlinge ruzie reeds strafbaar; de begeerte is reeds een vorm van overspel van het hart; en het feit dat een eed nodig is, is op zich reeds een bewijs van dubbelhartigheid, van valsheid van het hart – men zou zo moeten leven dat er in het geheel geen eden nodig zijn. In al deze voorbeelden blijft men schromelijk onder de maat indien men zich beperkt tot het letterlijk naleven van de voorschriften van de Wet.
De innige band tussen wijsheid en Wet, die doorheen de geschiedenis van Israël is ontstaan, komt zo in het evangelie tot een hoogtepunt dat christenen blijft inspireren. Christenen beseffen dat ze wetten en voorschriften, traditie en structuren nodig hebben. Maar tegelijk willen zij steeds oog hebben voor de geest van de Wet, met een goddelijke wijsheid die alleen de Geest hen kan openbaren.
Literatuur
J. Fokkelman en W. Weren (Red.), De bijbel literair. Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties, Meinema–Pelckmans, Zoetermeer–Kapellen, 2003.
E. Eynikel e.a. (Red.), Internationaal Commentaar op de bijbel, Kampen–Averbode, 2001, 2 vol.
P. Schmidt, Ongehoord. Christen zijn volgens de bergrede, Davidsfonds, Leuven, 2008.
Preekvoorbeeld
Menige filosoof – maar ook theoloog – heeft zich het hoofd gebroken over de vraag waarin de mens verschilt van een dier, wat de mens onderscheidt van alle andere wezens op aarde.
In de onderlinge gesprekken komen vaak twee dingen naar voren waar men het in ieder geval over eens is. De mens kan in tegenstelling tot het dier keuzes maken, want de mens heeft weet van goed en kwaad én alleen de mensen kennen het fenomeen godsdienst.
Het besef van God én de mogelijkheid tot het maken van keuzes. In de Bijbellezingen van vandaag worden deze twee zaken gekoppeld. Wat is echte wijsheid in je leven en hoe kan je God het beste dienen? Of anders gezegd: als de weg van het leven je op een tweesprong brengt, welke weg is dan de weg ten leven en welke leidt tot de dood? Het is een essentiële vraag en feitelijk worden we elke dag opnieuw met deze situatie geconfronteerd, want elke dag staan we wel op een tweesprong, al hebben we dat niet altijd meteen in de gaten. We staan voor die keuze als we bijvoorbeeld kwaad zijn, als we iemand niet meer met de ogen van vriendschap bekijken maar begeren, of als we iets zouden willen zweren. Om ons tot de drie voorbeelden uit het Evangelie te beperken.
Over de Thora, de Joodse Wet, was in de tijd van Jezus veel te doen. Eigenlijk betekent Thora ‘wegwijzer-ten leven’. De Thora bevat aanwijzingen die je op de goede weg houden, die je helpen de goede richting in te slaan, op al die tweesprongen die we in ons leven tegenkomen.
Samengebald vormen de 10 geboden zoals wij die kennen het hart van de Thora. Hoe luiden die ook al weer? O, ja. Er is maar één God. Zet God op de eerste plaats en aanbidt geen zelfgemaakte of zelfbedachte afgoden. De naam van God niet ijdel gebruiken. Onderhoud de Sabbat: maak één dag per week ruimte voor God. Eer je vader en je moeder. Gij zult niet stelen, moorden of echtbreken. Geen valse getuigenis afleggen en niets begeren van wat niet van jouw is; geen vrouw of man van een ander, maar ook niets van wat een ander bezit.
Maar laat één ding duidelijk zijn: niemand – ook God niet – dwingt je tot die keuze. Je hoeft deze geboden niet in je hart te prenten of in het binnenste van je ziel te bergen. Je hoeft ze je kinderen niet te leren of als een teken aan je hand te binden. Je hoeft ze niet op de post van je deur te spijkeren of in de palm van je hand te schrijven. Je hebt de keus! Je bent vrij om te kiezen! Om het met de woorden van de eerste lezing te zeggen: je kunt de geboden onderhouden – en misschien is dat wel ook het verstandigste – maar jij kunt je hand uitsteken naar wat jij verkiest.
Maar deze keus is beslist niet vrijblijvend, ze is van levensbelang: de ene beslissing leidt naar het leven en de andere beslissing is een dood-lopende weg! En als je dan hebt gekozen, dan moet je daar helemaal achter staan, als een mens uit één stuk. Kies ervoor met je hele hart, al je verstand, je hele ziel en al je krachten. Dus: verdiep je in deze belangrijke aanwijzingen en kijk naar het uiteindelijke doel achter die weg-wijzers. Het gaat namelijk niet om een klakkeloos navolgen of je nauwgezet aan de kleine lettertjes houden.
Jezus zegt dat zijn leerlingen de gerechtigheid van de Farizeeën, die vaak behoorden tot de mensen die zich zeer nauwgezet ook aan de kleine lettertjes wilden houden, moet overtreffen!Want het gaat Jezus om het uiteindelijke doel ervan: de komst van het rijk van God naderbij brengen. In wezen draait de Thora om de wijsheid van God en om liefde: om onvoorwaardelijke, waarachtige liefde. Overtreffend. Zeg dus niet: kijk eens hoe braaf ik ben, want ik doe precies wat er staat, maar: wat is het effect van wat ik denk, van hoe ik kijk en van wat ik doe. Wat betekent mijn handelen voor de ander? Wat zijn de gevolgen van deze –misschien in eerste instantie kleine – stap? Zit mijn hart wel op de juiste plaats? Is mijn ja een ja en mijn nee een nee of doe ik maar al te graag water bij de wijn en verzin ik voor mezelf verzachtende omstandigheden, waardoor ik die ene uitzondering op de regel kan zijn? Moet een beetje hypocrisie toch kunnen? Kortom: wordt mijn handelen bepaald door menselijk inzicht en menselijke drijfveren of wil ik me laten leiden door Gods wijsheid en Gods liefde?
Jezus zegt ons vandaag niet dat het een makkelijke keuze is, maar hij moet gemaakt worden, keer op keer. De komst van het koninkrijk van God is er namelijk van afhankelijk! Als wij die komst van dit rijk willen bevorderen, staan wij ook voor die keuze. De keuze voor echte wijsheid en de keuze voor onze God. Met alles wat we in ons hebben.
En dan zal het zo zijn, dan zullen we het horen en met eigen ogen zien: onze levensdagen en die van onze zoons en dochters vermeerderd, een bloeiende wereld met mensen als bomen geplant aan levend water: mensen van God.
Steven Pinnoo, inleiding
Ellie Keller-Hoonhout, preekvoorbeeld