- Versie
- Downloaden 38
- Bestandsgrootte 283.00 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 11 februari 2021
30 april 2017
Derde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 2,14 en 22-33; Ps. 16; 1 Petr. 1,17-21; Luc. 24,13-35 (A-jaar)
Inleiding
Lucas 24,13 opent ietwat verrassend: ‘En zie, twee van hen…’. Waar in de vorige passage de vrouwen en Petrus de hoofdrol speelden, gaat het verhaal nu over naar twee mensen uit de groep leerlingen die zich geen raad wisten met wat de vrouwen vertelden. Dat de Mensenzoon moest worden uitgeleverd en gekruisigd worden en op de derde dag moest opstaan, mogen wel Jezus’ woorden geweest zijn (aldus Luc. 24,7), maar of ze het ook geloven?
Dat wil niet zeggen dat het gebeuren hen onverschillig laat. Integendeel, ze blijven hierover onderling praten, ook als een derde zich bij hen vervoegt. Zijzelf behoren immers tot de groep die gehoopt had dat Jezus Israël zou bevrijden (Luc. 24, vgl. Luc. 1,71.77; 2,30.38). Vele joden hoopten ten tijde van Jezus dat er eens een eind zou komen aan de gehate Romeinse bezetting, zoals eerder in hun geschiedenis ook andere grote wereldrijken ten onder waren gegaan. Vrede en welvaart, in een eigen land, met een eigen vorst – zijn dromen die religieus verankerd waren in goddelijke beloften van nakomelingschap, land en zegen (Abraham) en van een durend koningschap (David). De verwachting van een Messias die dit alles zou verwezenlijken, is wijd verspreid onder de bevolking.
Over hoe dit tot stand zal komen, zijn de meningen verdeeld. Diverse groepen denken dit enkel met geweld te kunnen bereiken. Hun rebellie wordt telkens opnieuw hardhandig de kop ingedrukt, en zal leiden tot de verwoesting van de tempel en van Jeruzalem. In de kring van de jonge Kerk groeit de overtuiging dat Jezus van Nazaret wel degelijk de langverwachte Messias van Godswege is. Maar kan dat wel verzoend worden met de wijze waarop hij stierf? Hoe verkondig je een gekruisigde bevrijder?
De evangelist Lucas verbindt dit enerzijds met het leven en de prediking van Jezus zelf (herinner u wat hij gezegd heeft, Luc. 24,7) en anderzijds met de traditie (Luc. 24,27).
Tot inzicht komen
De Emmaüsgangers, zoals de twee leerlingen gebruikelijk genoemd worden, herkennen Jezus niet. Hun ogen vatten het niet wat zij zien: dat Jezus hen tegemoet komt en met hun meeloopt. In een verhaal wordt hier uitgedrukt wat Jesaja zo dikwijls aanklaagt: dat het volk wel ogen heeft maar niet ziet wat gaande is. Met name Jesaja 43,8-11 is hier toepasselijk. Als een volk dat blind is hoewel het ogen heeft, en doof hoewel het oren heeft, zijn die twee. Ze herkennen Jezus niet, al lopen ze kilometers samen op, en hoewel ze reeds het goede nieuws te horen kregen van de vrouwen, luisteren ze er niet naar. Zij moeten tot inzicht komen en geloven, want zij (en Gods dienstknecht) zijn de getuigen dat JHWH God is, die bevrijdt. Dit is een geleidelijk proces.
De eerste opening ligt in de vraag waarover zij toch lopen te praten. Hierop reageert Kleopas eerder verwijtend: is hij dan de enige vreemdeling die niet weet wat er gebeurd is? Een ietwat onredelijke vraag, zeker als het niet enkel de openbare gebeurtenissen, maar ook de meer vertrouwelijke woorden van de vrouwen zijn, die hen bezighouden.
Jezus houdt echter aan: welke (gebeurtenissen) dan? Hiermee krijgen de leerlingen de kans om uit al wat gebeurd is, te selecteren wat volgens hen van belang is, en er hun perspectief op te bieden. Hun verhaal is gekleurd. Als profeet is Jezus ‘machtig in woord en daad’, een uitdrukking die de auteur later nog eens zal gebruiken om Mozes te karakteriseren (Hand. 7,22). In de visie van Lucas is dit een teken van Jezus’ goddelijke zending, zoals ook uit Handelingen 2,22 blijkt.
De visie op Jezus als machtige profeet wordt in de perceptie van Kleopas breed gedeeld: ‘machtig … in de ogen van God en het volk’. Hierdoor minimaliseert hij de rol van het volk in de kruisdood van Jezus: het zijn de hogepriesters en leiders die verantwoordelijk gehouden worden. Ook wat de vrouwen meemaakten, heeft hen beziggehouden. De ‘kletspraat’ (Luc. 24,11) is tot ‘verwarring’ geworden rond het feit dat Jezus leeft. In hun verhaal was Petrus niet de enige die naar het graf ging (Luc. 24,12) en het vond zoals de vrouwen vertelden, maar Jezus zagen ze niet. Gesuggereerd wordt, dat het verhaal weliswaar gedeeltelijk klopt, maar het belangrijkste niet bewezen werd.
De reactie op de verduidelijking van Kleopas is heftig: dwaas en traag in geloof zijn ze. Verbonden de engelen de duiding van Jezus’ dood met diens eigen woorden, de vreemdeling die met de leerlingen meeloopt verwijst hen naar de profeten. Wat zij moeten geloven, is met name dat de Messias dat alles moest lijden om zijn glorie te kunnen binnengaan. Vanaf Mozes en de profeten duidt hij vervolgens dat er geen gloriërende Messias is, tenzij doorheen het lijden. Hoewel het – naar ze achteraf onderling toegeven – hun hart doet branden, hebben ze nog steeds geen inzicht. Woorden volstaan niet. Het zal de combinatie met daden zijn die tot herkenning leidt: bij het breken van het brood worden hun ogen geopend. Dit sluit opnieuw aan bij hun eigen perceptie van Jezus: machtig in woord en daad, is het door woord en daad dat hun inzicht groeit.
Hun reactie is dezelfde als deze van de vrouwen: ze keren naar de anderen terug om met hen te delen wat hen is overkomen.
Handelingen 2
Dat Jezus door God gezonden is, is voor de naaste kring rond Jezus vanzelfsprekend. Voor hen is de moeilijkheid vooral hoe zij de kruisdood moeten plaatsen binnen deze goddelijke zending. Is die dood het einde? Voor het volk gaat de vraag verder: als zij de Messias gekruisigd hebben, is er dan voor hen nog wel leven en toekomst? In de Pinksterrede spreekt Petrus de verzamelde menigte te Jeruzalem toe en houdt het dan ook niet bij het verklaren vanuit de Schriften, hij nodigt hen uit tot een doop ter bekering en vergeving van de zonden (Hand. 2,38). Immers, al wie de Heer aanroept zal gered worden (Hand. 2,21).
Lucas laat Petrus de gebeurtenissen samenvatten. In tegenstelling tot Lucas 24 krijgt het volk hier wel een grotere rol toebedeeld in de dood van Jezus. Zij waren immers niet enkel getuigen van Jezus’ machtige tekenen, maar ze hebben hem aan het kruis gebracht (Hand. 2,23). Waar Lucas 24 worstelt met de moeilijkheid van het geloof in een gekruisigde Christus, kaart Lucas in Handelingen een andere moeilijkheid aan: de eerste christenen verkondigen immers die gekruisigde Christus juist tegenover die mensen die een rol speelden bij die kruisiging.
Om te verhelderen dat de gekruisigde Jezus toch ook Gods Messias is, verwijst Petrus naar de davidische beloften en Psalm 16. Petrus stelt David voor als de psalmist, die, in het besef dat één van zijn nazaten zijn troon zou bezetten (Hand. 2, 30), als profeet voorziet dat deze niet overgelaten zal worden aan het dodenrijk. Uit Psalm 16 spreekt een groot vertrouwen op God, ook in tijden van nood. De psalmist zal het graf niet zien, zijn leven niet prijsgegeven aan de dood.
Petrus schrijft de psalm toe aan David (wat met vele psalmen het geval was). Omdat David zelf wel degelijk gestorven is, kan Petrus argumenteren dat David iemand anders op het oog had. De vertrouwenspsalm wordt zo toegepast op Jezus en gebruikt als bewijs dat deze leeft. Bovendien wordt dit verbonden met de davidische belofte dat er altijd een nakomeling van David op diens troon zou zetelen. Jezus is de davidische Messias, waarvan de leerlingen getuigen dat God hem heeft doen opstaan. Van bange en ongelovige mensen zijn de leerlingen zo tot getuigen uitgegroeid. Nu is het aan het volk om tot erkenning en inkeer te komen.
Zie H.M.J. Janssen, ‘Petrus de verkondiger’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Petrus – Exegese en Preken, Vught 2017.
Preekvoorbeeld
Twee mensen zijn op weg. Ze verlaten Jeruzalem, gaan de poorten door en lopen de weg van de berg af naar Emmaüs. Een dorp ongeveer elf kilometer verderop. En bij het wandelen praatten ze met elkaar. Opeens komt er een man bij hen lopen. Hij vraagt hen: ‘Waar hebben jullie het over?’ Verbazing alom: ‘Weet je het dan niet van Jezus, die gekruisigd is? Van Jezus die een man was groot als profeet, machtig in woord en daad?’
Het verhaal vertelt dus dat de kruisiging van Jezus een grootse gebeurtenis was. Zo’n gebeurtenis waar de hele stad vol van was. Eindelijk een man die Israël zou verlossen, en nu is die man gekruisigd, gestorven. Weg alle toekomstdromen. Weg alle hoop, de werkelijkheid is nog even grauw als daarvoor.
‘Wat moeten we nou?’, schijnen de leerlingen te zeggen. De liefde van de leerlingen voor Jezus is overduidelijk, het vertrouwen dat ze in hem hadden is groot. Dat is zonneklaar, maar nu is dat voorbij. Er was hoop en er was vertrouwen, maar nu is het over en uit. En dat blijkt ook: ze keren Jeruzalem, de stad van God, de rug toe. Ze gaan weg van de plaats waar Jezus is gestorven. Ze gaan terug naar hun dorp. Ze laten alles achter. Ze hadden vertrouwen in de mens Jezus, maar het is de vraag of ze eigenlijk wel goed wisten wie Jezus werkelijk was.
‘Hij was groot in woord en daad’, zeggen ze, maar dat zijn meer mensen. Er zijn meer mensen die van alles kunnen. Ze hadden vertrouwen in Jezus zolang hij bij hen was, maar nu hij weg is, is het vertrouwen ook weg.
En dat verwijt Jezus hen ook: ‘Moest de Messias dit alles niet lijden?’ Eigenlijk zegt Jezus, dat het lijden bij de Messias hoort. Dat lijden een onderdeel is van zijn opdracht. En dat gaat in tegen wat wij als mensen belangrijk vinden. Wat wij als succesvol zien.
Als wij geloven in Jezus, geloven we niet in een mens met succes. Dan geloven we niet in de mens die het allemaal wel regelt. Geloven in Jezus betekent geloven in een mens die weet wat lijden is. Die door het lijden heengaat.
Het is misschien maar een schrale troost als u zelf lijdt. Als u lijdt door ziekte, door ruzie, door echtscheiding door werkeloosheid. Het is niet veel als het leven zwaar is, maar het is wel de kern van ons geloof. Het gezicht van de God, dat we niet kennen, geloven we te zien in een mens, in Jezus. Als we willen weten wie God is, mogen we naar Jezus kijken en dan zien we een mens, die met ons meegaat door de ellende heen.
En datzelfde thema kun je in de hele Bijbel vinden. God trekt steeds weer opnieuw mee met het volk Israël. Toch is ook voor Israël het geloof in God geen garantie op een goed en mooi leven. Maar steeds opnieuw is hij hun houvast, hun maatje, die met hen meetrekt door de woestijn, die met hen meegaat in de ballingschap, die altijd en overal met het volk meetrekt.
En het is dat besef dat de twee leerlingen van Emmaüs kwijt zijn. Ze voelen zich verlaten, in de steek gelaten. Ze hadden succes verwacht, ze hadden verwacht dat Jezus de werkelijkheid zou veranderen dat er met Jezus een nieuwe wereld begint... En dan blijkt dat Jezus onderhevig is aan de wetten van de mensen, dan blijkt dat ook hij kan worden opgepakt, dat ook hij kan lijden en kan sterven. En als ze dat meemaken, dan is Jezus toch niet wie ze zoeken. ‘We dachten dat hij het was die ons zou redden’, zo zeggen ze.
Jezus is echter niet de man die alles zomaar verandert. Hij is de man, de vriend misschien, die met mensen meetrekt. Als Jezus de Messias is, de man die God naar ons toezendt, dan is hij dat omdat hij, net als God zelf, met de mensen meegaat. Daarom ook vertelt Jezus op de weg naar Emmaüs het verhaal van God met de mensen, te beginnen bij Mozes. En zo legt hij uit wie de Messias is en wie hij zelf wilde zijn.
Toch zien de leerlingen, ook als hij dat vertelt, nog steeds niet wij hij is. Dat zien ze pas op het moment dat Jezus brood met hen deelt. Dat zien ze als hij samen met hen aan tafel zit. Als hij doet wat hij zegt.
Geloven in God, vertrouwen op Jezus is niet de genezing van alle kwalen. Is niet de grote oplossing van al onze problemen. Geloven in God kan ons misschien vooral kracht geven. Maakt dat we ons niet alleen hoeven voelen.
God belooft dat hij met mensen wil zijn, met de mensen op al de momenten van het leven, de goede en de slechte. Ook als hij naar ons eigen gevoel ver weg is. En het enige dat ik u kan toewensen is dat die nabijheid van God u kracht geeft op de momenten dat het moeilijk is. Dat hij u de kracht geeft, net als aan die twee leerlingen van Emmaüs die opeens weer toekomst zagen. Die niet meer bij de dood van Jezus bleven stilstaan, maar verder gingen. Ze keerden terug naar Jeruzalem, naar de andere leerlingen om te vertellen wat er was gebeurd en begonnen opnieuw met het volgen van Jezus, maar dan wel op een nieuwe manier.
inleiding dr. Ine Van Den Eynde
preekvoorbeeld Frans Broekhoff