- Versie
- Downloaden 42
- Bestandsgrootte 390.78 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 december 2020
28 maart 2020
Palm- of Passiezondag
Lezingen: Luc. 19,28-40; Jes. 50,4-7; Ps. 22; Fil. 2,6-11; Luc. 22,14(23,1-49)–23,56
Inleiding
Dit is de zondag van het ‘Heden hosanna, morgen kruisigt Hem!’ (GvL 407:5) – een zondag met onmiskenbaar twee gezichten, want bijna letterlijk gáándeweg slaat de stemming rigoureus om. Eigenlijk is er op deze zondag sprake van twee vieringen die in de liturgische praktijk altijd gecombineerd worden. Begonnen wordt er met de feestelijke gebeurtenis van Jezus’ intocht in Jeruzalem maar het eindigt met de integrale lezing van zijn lijdensweg en dood.
Jesaja 50,4-7
De eerste lezing staat bekend als de derde profetie over de Knecht des Heren. Het valt niet te ontkennen dat het passieverhaal in het evangelie in sterke mate gemodelleerd werd naar de profetieën over de lijdende dienstknecht, zoals dat ook aantoonbaar is bij Ps. 22, bij twee van de vier evangelisten, bij Matteüs en Marcus, het stervensgebed van Jezus. De intrigerende liederen in Jesaja over de dienstknecht behoren ongetwijfeld tot de meest becommentarieerde teksten uit het hele Oude Testament. De veelheid aan interpretaties komt voor een belangrijk deel voort uit de vraag naar de identiteit van deze Ebed Adonai: over wie spreekt de profeet hier (vgl. Hand 8,34)? Doelt Deutero-Jesaja hier op een historische of op een toekomstige figuur, en bovenal: wat is de rol van de knecht in het goddelijk heilsplan? Wat betreft de mogelijkheid dat het hier om een historische figuur zou gaan, heeft men wel gedacht aan die profeten en koningen wier leven door het lijden getekend was: de eerste Jesaja, Deutero-Jesaja zelf, Jeremia en Baruch, maar ook de vorsten Uzzia, Hizkia, Josia, Jojakim en Zerubbabel. Bij een toekomstige figuur werd – ook in de joodse traditie – reeds vroeg aan een messiaanse gestalte gedacht. Daarbij speelde het thema van Israëls ballingschap, de Sitz im Leben van Deutero-Jesaja, een niet onbelangrijke rol: de taak van de knecht des Heren is het terugvoeren van de ballingen naar Sion. Een voorbeeld van zo’n messiaanse interpretatie wordt aangetroffen in Targum Yonathan op Jes. 52,13v: ‘Zie mijn knecht, de gezalfde, zal voorspoedig zijn; hij zal verheven worden, toenemen en zeer sterk zijn. Zoals het huis van Israël vele dagen op hem hoopte – want hun verschijning was geschonden onder de volken en hun gestalte niet als die der mensenkinderen –, zo zal hij vele volken verstrooien; koningen zullen om hem zwijgen en hun hand voor de mond houden.’
Ook heeft men wel verondersteld dat het volk Israël als collectivum schuilgaat achter de knecht des Heren (zie 41,8; 44,21 en 49,3). Op andere plaatsen in het boek Jesaja heet deze knecht ook Jakob (zie Gen. 32,29), namelijk in 44,1v en 48,20. Vergelijk in dit verband ook Hosea 11,1 waar God Israël zijn jongen/kind (na’ar) en zoon noemt.
Filippenzen 2,6-11
Het is zeer wel mogelijk dat de lezing uit de Filippenzenbrief een aanhaling betreft van een christologische hymne uit de liturgie van de vroege kerk. Paulus zou deze tekst aangehaald hebben om zijn aansporing in vers 5: ‘Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had’, kracht bij te zetten. Ritme, parallellisme (zoals vaak in de Psalmen), het werken met tegenstellingen en de plechtige toonzetting als geheel wijzen op een poëtische tekst. Meestal onderscheidt men in de hymne twee coupletten: over de vernedering van Christus (2,6-8) en over zijn verhoging (2,9-11).
Lucas 22 en 23
Literair-historisch gezien staat het passieverhaal, beginnend met dat feestelijke intochtverhaal, aan de basis van het genre evangelie. We weten dat het gedramatiseerde relaas van Jezus’ laatste levensdagen in de vroegchristelijke gemeente zeer oude papieren bezat. Reeds in die prille fase speelden bepaalde teksten uit het Oude Testament daarbij een cruciale rol. Het ging toen al primair om de gedachtenis van het lijden en sterven van onze Heer Jezus Christus als opmaat voor de viering van het Paasfeest. Van daaruit kon in tweede instantie het totale verhaal van Jezus’ openbare leven verteld worden. De gedachtenisviering op deze dag, waarbij reeds vroeg in de kerkgeschiedenis gebruik gemaakt werd van dramatische elementen zoals een processie met Palmtakken, heeft duidelijk de toon gezet voor de wijze waarop de gebeurtenissen van de hele Goede Week in de liturgie gevierd werden. Het verhaal over de intocht in Jeruzalem zou je met recht ook een vorm van bibliodrama kunnen noemen.
Als gezegd: dit is een dag met onmiskenbaar twee gezichten. Eerst de feestelijke intocht in Jeruzalem, maar reeds kort daarna komt de uittocht van Jezus centraal te staan, zoals reeds aangekondigd bij het begin van Lucas’ grote reisverhaal (9,31-19,44) getuige het Griekse woord exodus in 9,31. Intocht en uittocht, leven en sterven: Palm- en Passiezondag! Het intochtverhaal is natuurlijk geen neutraal relaas voor wie enigszins thuis is in de Schriften. Onmiskenbaar wordt hier de messiaanse profetie van Zacharia 9,9 in herinnering geroepen. De Gezalfde des Heren nadert Jeruzalem vanaf de Olijfberg (Zach. 14,4vv en Luc. 19,29). Hij is gezeten op een veulen (NBV – pôlos zonder nadere bepaling verwijst evenwel niet exclusief naar het jong van een ezel; vgl. echter Mat. 21,2). Hoe dan ook, de ezel als lastdier: dat is een sprekend toonbeeld van nederigheid. Niet gezeten hoog te paard komt deze Gezegende in de naam van de Heer, niet om zich te laten gelden of om macht uit te oefenen. Heel het leven en de bestemming van deze Davidszoon is gevangen in een enkel shot zoals in een film: niet gekomen om te heersen, maar enkel en alleen om te dienen. Een ezel is geen symbool van pracht en praal, maar een expressie van dienstbaarheid. Het is een dier dat boven alles uit nuttig gevonden wordt vanwege het vermogen om lasten te dragen. Is het vreemd om in het verlengde hiervan associatief te denken aan de last die Jezus zelf weldra op zich neemt, aan de zondenlast van deze wereld dus?
Maar wat dan te denken van die instemmende reactie van de menigte langs de kant van de weg? Bij het beeld van een koning die op juist deze wijze de Stad van David binnenkomt? Hebben zij ten diepste wel door wat voor een koning zij hier zo hartelijk begroeten en welkom heten? De menigte langs de kant van de weg denkt mogelijk ook aan David, in ieder geval wel in de visie van Marcus (11,10), maar zeker ook in termen van succes en een glorieuze overwinning. Daar staren zij zich blind op. Jezus ging echter duidelijk een andere weg dan de weg van zelfbeschikkingsrecht en autonomie. Hij ging welbewust de weg van de deemoed, de weg van de zichzelf wegcijferende liefde die één op één samenvalt met de weg van Gods barmhartigheid.
Welbewust ging hij zijn weg. Het spreekt reeds uit de instructies die Jezus twee van zijn leerlingen geeft. Jezus voorziet de komende gebeurtenissen. Maar had hij het lijden niet kunnen voorkómen? Ja, dat had hij: als hij halverwege omgekeerd was en niet de hele weg was gegaan, zoals het gezegd wordt in het Lied van de Mensenzoon, de bewerking van Oosterhuis van de Christushymne uit Filippenzen 2 (GvL 408). Maar dat deed hij niet…
Preekvoorbeeld
Het Paasfeest is op handen. Vanuit de diepten van Jericho, een verwoeste stad zonder muren, ruim honderd meter onder de zeespiegel, klimmen pelgrims omhoog. Op naar Jeruzalem! Eindelijk komen ze aan: boven op de oostflank van de Olijfberg, een heuvelrug waar je een magnifiek uitzicht hebt op de heilige stad die hier plotseling aan je voeten ligt, aan de overkant van het dal van de Kedron met ginds de Hof van Olijven. De profeten voorzeggen dat hier de Messias zal komen, dat hier het beginpunt ligt van de eindtijd, waarop God alles in allen zal zijn.
Vanaf de Olijfberg zien de pelgrims de stad van David liggen: Jeruzalem, de heilige stad, met haar grote tempel schitterend in de zon. De Antonia-burcht, symbool van het harde juk, dat de Romeinen een overwonnen volk opleggen: die zien de pelgrims ook. Die burcht bederft vandaag hun vreugde niet. Juichend zingen de pelgrims elkaar psalmteksten toe: ‘Wat was ik blij toen men mij zeide: wij gaan naar het huis van de Heer’ en ‘Gezegend is degene die mag komen in de naam van de Heer.’
Jeruzalem wordt pas echt Jeruzalem, stad van vrede, als daar rechtvaardigheid heerst; als het vrede is; als er een koning is die vrede brengt en die opkomt voor de kleinen. In Jezus’ tijd was het recht ver te zoeken en een vredeskoning was er niet.
Volgens Lucas komt daar verandering in als Jezus als een nieuwe koning – een koning die regeert in de naam van God – zijn stad binnengaat: hosanna de koning van de vrede. Echt een koning van recht en vrede; dat is Jezus door zijn lotsverbondenheid met mensen die te lijden hebben onder de manier waarop wij kerk en samenleving organiseren, door zijn keuze voor de kleinen en de armen, door heel zijn manier van leven.
Geen mens kiest partij voor de armen en de verdrukten zonder weerstand op te roepen
en zelf deel te krijgen aan de verachting en het lijden dat zij moeten ondergaan. Niemand kan partij kiezen voor hen die lijden zonder dat er moord en brand geroepen wordt. Dat wordt Jezus wel duidelijk als hij de stad binnenkomt op een ezel, lastdier van arme en weerloze mensen; beeld van Jezus zelf, die de zondenlast van deze wereld op zich neemt.
Jezus – hij geeft armen en verdrukten nieuwe hoop. Hij opent hun de ogen. Geen wonder dat juist zij het zijn die roepen: ‘Hosanna, gezegend de koning die komt in de naam van de Heer!’
Ze doen het zo luid ze maar kunnen, in de hoop dat gezagsdragers, priesters, Romeinen, hun eigen leiders, het goed horen: ‘Hosanna, help ons toch!’ Ze moeten wel schreeuwen om Jezus te helpen. Ze beseffen ook dat hij het zwaar te verduren zal krijgen. Hij kiest immers hun zijde.
Jezus – een paar vooraanstaande leiders waarschuwen hem nog: ‘Meester, beveel hen toch te zwijgen!’ Hij luistert niet. Hij weet waarom het volk schreeuwt; hij erkent hun gelijk.
Hij ontdekt hoe vooral de mensen die de macht in handen hebben, het je kwalijk nemen als je iets doet om het Koninkrijk van God, het rijk van rechtvaardigheid en dienstbaarheid, te bevorderen. Veel van zijn volgelingen zullen dat ook nog wel merken, de eeuwen door, tot op vandaag. Jezus maakt zich daar geen enkele illusie over.
In zijn evangelie stelt Lucas Jezus voor als rechtvaardige. Hij ziet hem als de dienaar van de Heer uit de profetische zangen van Jesaja. Zó leven kan alleen maar uitlopen op de dood.
Zo is deze dag een dag met twee gezichten: al snel na de feestelijke intocht komt de uittocht van Jezus centraal te staan. Voor wie leeft als die dienaar is de dood geen tragedie, geen anticlimax of ondergang. Jezus is geen hopeloos slachtoffer van het noodlot of wat dan ook. Hij voert de opdracht van God uit. Hij gaat zijn weg, koninklijk en waardig.
Zo doen velen dat na hem. Als rechtvaardige, als dienaar van de Barmhartige, komen ze op voor recht en vrede: Martin Luther King, Oscar Romero, waardig gaan ze hun weg. Ze weten wat hen boven het hoofd hangt.
Oscar Romero wordt neergeschoten bij het vieren van de Eucharistie. Kort tevoren zegt hij nog: ‘Ik ben vaak bedreigd met de dood. Maar als christen – ik zeg het maar ronduit – geloof ik niet in een dood zonder verrijzenis. Als ze mij vermoorden, zal ik verrijzen in het volk van El Salvador... en als ze hun bedreigingen uitvoeren, dan offer ik mijn bloed aan God voor de redding en de verrijzenis van mijn volk.’ Zijn voorspelling komt uit, zijn portret hangt nu, bijna dertig jaar na zijn dood, in Latijns Amerika in winkels en huiskamers, in kerken en op markten. Jezus van Nazaret, Oscar Romero, en al die anderen, ze zijn geen hopeloze slachtoffers van het noodlot of wat dan ook.
Dat is wat we deze week vieren: er is geen dood van de rechtvaardigen, van dienaars van God, zonder verrijzenis. Geen ‘in uw handen beveel ik mijn geest’ zonder dat de Vader je aanvaardt. Geen offer omwille van koninkrijk en gerechtigheid zonder toekomst...
Achter het duister gloort het licht. Op het Hosanna, de hulproep van de kleinen, van de eenvoudigen, de mensen die lijden, en het ‘kruisig hem’ van wie corrupt zijn en machtig,
volgt onverbiddelijk het Alleluja van Paasnacht en Paasmorgen: Zie hij leeft!
En dankzij hem wordt ook het volk bevrijd van zijn ondraaglijke lasten, dankzij hem vinden de mensen de vrijheid terug, zoals eertijds de ballingen terugkeerden naar Jeruzalem, de stad van vrede. Nooit laat de Eeuwige varen het werk van zijn handen!
Laten wij hem volgen deze ‘goede week’, het donker in van ‘goede vrijdag’ om met hem op te gaan naar het licht. Gods Koninkrijk vangt aan als wij echt voor hem kiezen: in onze dagen.
Harry Tacken, inleiding
Hans Sevenhoven, preekvoorbeeld