- Versie
- Downloaden 32
- Bestandsgrootte 124.66 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 25 juli 2019
- Laatst geüpdatet 19 januari 2021
30 mei 2010
Drie-eenheid
Lezingen: Spr. 8,22-31; Ps. 8; Rom. 5,1-5; Joh. 16,12-15
Inleiding
In het missaal voor zon- en feestdagen (1973) staat bij deze zondag na Pinksteren als zondagsgebed: ‘God onze Vader, Gij hebt het Woord der waarheid en de Geest die heilig maakt in de wereld gezonden om aan de mensen het verheven mysterie van uw God-zijn te openbaren…’ Woord en Geest worden in dit gebed direct verbonden met Gods zelfopenbaring. De lezingen zijn van deze theologische waarheid getekend. De teksten openbaren ons wie God zelf is. Deze aanwijzing werpt een licht op de voor deze zondag gekozen lezingen. Hoe hangen immers Woord en Geest samen met God?
Spreuken 8,22-31
De tekst uit Spreuken komen uit de mond van de gepersonifieerde Wijsheid. Wijsheid verheft haar stem als vrouwe Wijsheid en roept de mensen op straat toe. Zij biedt hun wijsheid aan en daarmee zichzelf. Wijsheid is tenslotte meer waard dan goud of zilver, zij brengt geluk en vrede. Door wijsheid wordt er met inzicht en kennis geregeerd. Zo verkoopt zij zichzelf. Zoals zij zichzelf opnieuw zal aanprijzen in hoofdstuk 9 als ze zich moet meten met haar antipode Vrouwe Dwaasheid.
Maar behalve het geluk dat zij de ‘bezitter van wijsheid’ brengt, is er nog een reden, die zij vanaf vers 22 aanvoert, waarom men haar moet gehoorzamen. Zij is eerbiedwaardig. Haar komt bijzondere eer toe, omdat zij aan al wat bestaat vooraf gaat. Zij gaat in zekere zin aan ruimte en tijd vooraf. God verwierf haar nog vóór hij met scheppen begon. Zij was ‘begin(sel) van zijn weg’ (v. 22). Het woord ‘begin’ (resjiet) is ook het woord waarmee het boek Genesis opent. Daarom interpreteert de rabbijnse traditie de eerste woorden van de Schrift, ‘in het begin schiep God hemel en aarde’, even stoutmoedig als ‘met (vrouwe) wijsheid (samen) schiep God hemel en aarde’. De Wijsheid als begin of beginsel betekent ook dat zij duidelijk van Gods geschapen wereld onderscheiden wordt. Zij is van een ander niveau. Zij is geboren, niet gemaakt (v. 24v). Al is ‘geboren’ niet een geheel onomstreden vertaling. Spreuken 8 maakt dus onderscheid tussen de ‘opkomst’ van Wijsheid en het werk van de Schepping.
Als een opgetogen kind, zegt zij, verheugde zij zich in het werk van de Schepper én ook in de mensen, die nadrukkelijk genoemd worden (v. 31). Deze ‘voorgeschiedenis’ verklaart nu eens temeer haar betrokkenheid bij de ‘mensenkinderen’ (bene adam en baniem v. 4 en v. 32). Het heil van de mensen laat de Wijsheid niet koud. Ze gaat ervoor de straat op.
Johannes 16,12-15
Zo is een verbinding te leggen met de lezing uit het evangelie volgens Johannes, hoofdstuk 16. De Geest die Christus toezegt, komt bij God vandaan. Hij (of zij?) is, net als vrouwe Wijsheid uit Spreuken 8, evenzeer begaan met de toekomst van de mensenkinderen. Bij Johannes zijn dat de leerlingen, de gelovigen in Christus.
Dit gedeelte is genomen uit het de lange afscheidsrede van Jezus, die de hoofdstukken 13 tot en met 17 beslaat. Deze toespraak begint met een concrete daad, namelijk met de voetwassing, en eindigt met het hogepriesterlijk gebed. De verzen 12 tot en met 15 uit hoofdstuk 16 spreken over de Geest der waarheid die verder gaat waar Jezus Christus nu zegt op te houden. Hij komt van de Vader en zal duidelijk maken wat Christus al gezegd heeft. Hij zet het werk van Christus voort. In Johannes wordt voortdurend de eenheid verkondigd tussen Jezus en God de Vader, Jezus en de Geest der waarheid, en ook de eenheid tussen Jezus en zijn leerlingen. De Geest der waarheid heeft namelijk alles met Christus te maken. De Geest zal in gedachten houden wat Christus bij herhaling na de voetwassing heeft opgedragen: ‘Heb elkaar lief en houd je aan mijn geboden’(13,34; 14,15.21 en 15,10).
In die zin worden de leerlingen enerzijds voorbereid op het ‘vertrek’, dit is de dood, van Jezus Christus, maar anderzijds ook op de ervaring dat hij door de beloofde Geest nooit weg zal zijn. De Geest brengt immers niet anders dan Christus zelf. Door de Geest wordt nog eens duidelijk dat de Zoon en de Vader één zijn. Zo één als Vader en Zoon zijn, zullen zij één met hen die geloven. Hij zal ‘in jullie blijven en zal in jullie zijn’ (Joh. 14,17). Vader en Zoon zullen met de zending van de Geest in hen wonen. ‘Dan zult u weten dat ik in mijn Vader ben en u in mij en ik in u’ (Joh. 14,20).
De afscheidsrede vermengt op intrigerende wijze de categorieën heden en toekomst. De Geest wordt beloofd als de komende. Maar de komende zal niet anders duidelijk maken dan dat Christus als de in ons verblijvende Zoon aanwezig en present is. En met hem zal de Vader er zijn, omdat ook Vader en Zoon onafscheidelijk zijn. Zoals al eerder in het evangelie Christus zei: ‘De Vader en ik, wij zijn één’ (Joh. 10,30).
Met die belofte zullen de leerlingen nu ook ‘afscheid’ moeten nemen van Christus. Met de Geest die door Christus beloofd wordt, zullen zij de toekomst hoopvol tegemoet zien. De droefheid die nu wel voorzien wordt, zal dankzij de Geest plaats maken voor vreugde (v. 16-33). Maar dat is iets wat zij nu nog niet vatten kunnen (v. 12). Die Geest zal echter ook die waarheid onthullen in haar volledigheid (v. 13). Hiermee geeft Johannes alle ruimte aan het Woord dat door de Geest verkondigd zal worden. In die zin stelt de Geest ‘niets nieuws tegenover het Woord van Jezus, maar zal hij diens Woord als nieuw zeggen’ (Bultmann op 16,13). De Geest maakt de belofte waar dat Christus zelf door en in zijn leerlingen er is en altijd present blijft.
Literatuur
Jan Fokkelman en Wim Weren (red.), De Bijbel literair, Zoetermeer/Kapellen 2003, p.555-568 (p. 557v over de verstrengeling van heden en toekomst bij Johannes).
Rudolf Bultmann, Das Evangelium des Johannes, Göttingen 1941.
Preekvoorbeeld
Vorige week, op het feest van Pinksteren, hebben we de gave van de Geest gevierd. De heilige Geest wordt gegeven aan ieder die leerling wil zijn van Christus. Die Geest waait als een frisse wind door ons heen, verandert ons leven en brengt ons in gemeenschap met elkaar.
Het feest van vandaag, van de Drie-eenheid, wil als vervolg op Pinksteren, speciaal stilstaan bij de intieme verbondenheid tussen God, Christus en datgene dat ons bezielt en in beweging zet en de heilige Geest genoemd wordt. Diezelfde Geest heeft Jezus van zijn Vader ontvangen en gedurende zijn hele leven vervuld. Met de gave van de Geest worden wij mensen dus van heel dichtbij betrokken op God. Als God de Drie-ene God is, God de Vader, de Zoon en de Geest die werkzaam is in ons, dan maken wij op een of andere manier deel uit van de identiteit van God. God is niet volledig God zonder ons.
In het evangelie van vandaag spreekt Jezus op de vooravond van zijn dood met zijn leerlingen. ‘Wees niet bang’, zegt Jezus, ‘de Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, jullie naar de volle waarheid leiden.’ Jezus voorzegt hier wat op Pinksteren zal gebeuren, dat de leerlingen de Geest zullen ontvangen en daarvan vervuld zullen raken. Hij voegt eraan toe dat die Geest in intieme verbondenheid staat met hemzelf en met de Vader. De Geest spreekt niet namens zichzelf, maar alles wat hij zegt heeft hij van Jezus en van de Vader.
Met deze laatste woorden zijn we bij de inhoud van het feest van de Drie-eenheid. De leerlingen zullen dezelfde Geest ontvangen als die Jezus bezield heeft en die van de Vader komt. De leerlingen worden betrokken bij hoe God zichzelf wil openbaren in de wereld. Ze worden dragers van zijn Geest, vertolkers van zijn Woord, uitvoerders van de droom van de Allerhoogste.
Is het geen lichtzinnige gedachte dat de leerlingen en volgelingen van Christus, ook wij dus, in staat gesteld worden om de Geest van God tegenwoordig te stellen? Hoe komt Johannes ertoe om dit op te schrijven? Vanwaar dat optimisme?
Deze vragen worden des te intrigerender wanneer we ons realiseren dat de eerste toehoorders van deze woorden, de gemeenschap tot wie Johannes zich met zijn evangelie richtte, een kleine, vervolgde en geminachte groep vormden, die leefde in de marge van het toenmalige Romeinse rijk. Door hun joodse broeders en zusters waren ze verstoten en door andere christelijke gemeenschappen werden ze met argusogen bekeken. De gemeenschap van Johannes kon dus niet bogen op groot succes en had nauwelijks redenen om de toekomst met veel optimisme tegemoet te zien. Waarschijnlijk herkenden ze zich in de leerlingen, zoals die, angstig en onzeker, op de laatste avond van het leven van Jezus met hem rondom de tafel zaten en luisterden naar wat hij hun nog wilde zeggen: ‘De Geest van de waarheid zal jullie leiden. Alles wat hij bekend maakt, heeft hij van mij.’
De Geest van God, de Geest van Christus, zal spreken in mensen die niet al te veel aanzien hebben en die waarschijnlijk besef hebben van hun zwaktes. Jezus hield dat zijn leerlingen voor en vervolgens de gemeenschap van Johannes. Hij houdt het ook ons voor. Die Geest van God spreekt niet namens zichzelf, maar is spreekbuis. Als wij vervuld worden van Gods Geest, zal het ons niet gaan om het behartigen van onze eigen belangen. Het zal ons gaan om wie ons nodig hebben, om de mensenkinderen in wie God zijn vreugde vindt. De Geest zoekt om ons deel te laten zijn van Gods droom, om deel uit te maken van wie God zelf is.
De eerste lezing van vandaag spreekt over hoe vóór de schepping van de wereld, God de Wijsheid in het leven riep. God had de Wijsheid nodig bij zijn scheppingswerk, hij kon haar niet missen bij het bereiden van alles wat er is: hemel, aarde, zeeën, bergen en waterstromen. Wijsheid kon zeker niet ontbreken bij het scheppen van de mensenkinderen. Deze Wijsheid is dezelfde als Gods Geest, waar het evangelie over spreekt. Als wij haar woning willen zijn, zal deze Wijsheid in ons huizen en zal de schepping vorm krijgen zoals God die voor ogen heeft. Er zal plaats zijn voor iedereen, vooral voor de wie verstoten zijn, vervolgd en geminacht worden. Kom Schepper, Geest, daal tot ons neer.
Wim Reedijk, inleiding
Marc van der Post, preekvoorbeeld