- Versie
- Downloaden 24
- Bestandsgrootte 303.41 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 16 januari 2021
4 januari 2009
Openbaring des Heren
Lezingen: Jes. 60,1-6; Ps. 72; Ef. 3,2-3a.5-6; Mat. 2,1-12 (B-jaar)
Inleiding
Jesaja 60,1-6
De tekst van de eerste lezing is ontleend aan het laatste en derde deel van het boek Jesaja, de zogenaamde Trito-Jesaja (56-66). De hoofdstukken 60-62 vormen daarvan het middelpunt. In de tekst van de Trito-Jesaja wordt veelvuldig teruggegrepen op het tweede deel van Jesaja, de Deutero-Jesaja (40-55). De tekst van dit laatste deel van Jesaja is daarmee een actualiserende en creatieve herlezing met het oog op nieuwe omstandigheden na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap.
De perikoop bestaat uit de eerste zes verzen van hoofdstuk 60. De vermelding van ‘goud en wierook’ in vers 6 zal er mogelijk debet aan zijn dat de perikoop hier stopt. Het verband met de lezing uit het evangelie van Matteüs over de magiërs en hun geschenken wordt daardoor hechter. Maar in de eigen context van Jesaja loopt de tekst door tot vers 22, of in ieder geval tot vers 9. Ik bespreek hier de verzen 1-9.
Deze verzen bevatten vier strofen: 1-3; 4-5a; 5b-7; 8-9.
Strofe 1 (1-3):
Degene die wordt toegesproken is Sion (Jeruzalem), maar dat blijkt eigenlijk pas iets verderop in vers 14, alhoewel ook in het voorafgaande (59,20) al sprake is van Sion die een losser krijgt toegezegd. Hier wordt deze belofte ingelost. De vertaling van het lectionarium heeft, in navolging van de Septuagint, Jeruzalem hier voor de duidelijkheid ingevoegd.
Met twee imperatieven (‘sta op en schitter’ – of ‘sta op en word [ver]licht’ –) opent dit gedicht als een profetisch lied aan het licht. Het gekomen licht blijkt de heerlijkheid, de glorie van JHWH, te zijn die de duisternis en het donker omsingelt. In een fraaie structuur:
Uw licht is gekomen
Heerlijkheid van JHWH
Gaat op over u
Duisternis/aarde; donker/volken
Gaat op over u
Heerlijkheid van JHWH
Uw licht trekt volkeren aan.
JHWH als lichtbron (zijn eerste woord was ‘licht’: Gen. 1,3) maakt Sion tot een licht waar de volkeren en koningen op af komen. Licht staat hier zeker ook voor gerechtigheid (vgl. Jes. 58,8.10; 59,9) en de wet des Heren, duisternis voor het tegendeel. Ook Psalm 72, gezongen na de eerste lezing, onderstreept het motief van gerechtigheid en vooral de daden die daartoe leiden: ‘Het licht, Gods witte licht, breekt zich in kleuren. Kleuren zijn daden van het licht dat breekt’ (Martinus Nijhoff).
Strofe 2 (4-5a):
Ook deze strofe opent met twee imperatieven: hef rondom uw ogen en zie. Opstaan en verlicht worden gaan nu over in het gebod te zien, nu het licht is gekomen. Wat zien we? Je zou verwachten de volkeren uit vers 3, maar het accent ligt op de kinderen van vrouwe Sion die, zo is te interpreteren, door de volkeren en koningen uit de ballingschap worden teruggebracht (vgl. ook v. 9). Opnieuw herleest Trito-Jesaja zijn Deutero-voorganger: 49,22-23. Vervolgens gaat het zien over in stralen van vreugde. Het hart kan het nauwelijks aan: het bonst ervan.
Strofe 3 (5b-7) en strofe 4 (8-9):
In beide strofen wordt uitgewerkt wat in vers 3 al genoemd werd: de komst van de volkeren met geschenken (onder meer goud en wierook). De daar genoemde kamelen (v. 6; in het evangelie ontbreken ze) zijn ten slotte ook in onze kerststal doorgedrongen.
Strofe 3 behandelt de komst van de volkeren over land, strofe 4 over zee: in vers 5b omgekeerd aangekondigd: ‘De massa der zee stort zich over u uit en de macht der volken komt op u af’ (vertaling W. Beuken). Dat lijkt bedreigend, maar het tegendeel is het geval.
De namen die genoemd worden (Midjan, Efa, Seba, Kebar, Nebajot) houden verband met Abraham als een vader van een menigte volken (Gen. 17,5; vgl. ook: 25,2 e.v.; 25,13). Het herstel van Sion, de komst van de volkeren daar naartoe en de universele lof van God (v. 6b) vormen volgens onze tekst een onverbrekelijk verband.
De vierde strofe beschrijft de komst van de volkeren over zee: als een wolk van duiven vliegen ze naar hun til. Ook zij horen uiteindelijk thuis bij de God van Israël.
De afsluiting van dit lied (‘de naam van JHWH, uw God, de heilige van Israël, die u luister verschaft’) is een verwijzing naar Jesaja 55,5. Trito laat Deutero niet los. Ze vormen niet voor niets samen met Proto één bijbelboek.
Matteüs 2,1-12 - Licht van de volkeren
Via Psalm 72 en enkele verzen uit de brief aan de Efeziërs komen we bij het evangelie van Matteüs en zijn beschrijving van de tocht van de magiërs op zoek naar de geboren koning der Joden. De psalm, een mengeling van gebed, profetie en een utopisch portret van een goede koning, zal mede gekozen zijn vanwege de verzen 10-11 over de vorsten van Tarsis die geschenken brengen. In ieder geval krijgt de koning der Joden hierdoor een duidelijk accent en worden de magiërs zelf ook al wat meer tot de latere drie koningen (drie vanwege de drie geschenken). De psalm weet overigens de orde van gerechtigheid overtuigend als een natuurlijke orde op te roepen: vooral vers 6-7: de koning die als regen neerdaalt en zo de rechtvaardige tot bloei brengt.
In de brief aan de Efeziërs zijn het de heidenen die gaan delen in de belofte van Christus, met als mogelijk gevolg dat de wijzen uit het Oosten uit het evangelie van Matteüs exemplarisch worden verstaan als die heidenen waarover in de brief van de Efeziërs wordt gesproken. Toch moeten we hiervoor oppassen. Het gevaar van deze wijze van lezen zou kunnen zijn, dat de tekst van Matteüs mede op basis hiervan ten onrechte als anti-joods geïnterpreteerd gaat worden: Jezus wordt dan erkend door de heidenen (zie ook Mat. 27,37) maar verworpen door de Joden. Het met Herodes verontruste Jeruzalem komt dan tegenover de grote vreugde van de magiërs te staan. Maar de ontsteltenis van Jeruzalem had vooral te maken met de vrees voor de woedende terreur van een achterdochtige Herodes over een mogelijke rivaal. Nergens in dit relaas van Matteüs worden de magiërs als typische heidenen uitgebeeld, noch wordt Jezus losgemaakt van zijn volk, in tegendeel: hij wordt eerder als een nieuwe Mozes geportretteerd (vgl. Ex. 2,15 met Mat. 2,13).
Wel gaat het na het komen van Jezus (in dit evangeliefragment slechts heel even terloops vermeld; vers 1), om het komen tot Jezus als het licht van de volkeren (Lumen gentium). Maar om het Licht te vinden heb je licht nodig. Jesaja zag in Sion zo’n licht, zo’n ster.
De oude ABC-hymne van Caelius Sedulius uit de vijfde eeuw zegt bij ‘i’ (ibant magi: de wijzen gaan) kernachtig: Lumen requirunt lumine: ‘Met licht zoeken zij het Licht’.
Literatuur:
W. Beuken, Jesaja IIIA, in de reeks ‘De prediking van het Oude Testament’, Nijkerk, 1989
W. Weren, Matteüs, in de reeks ‘Belichting van het bijbelboek’, Den Bosch, 1994
Preekvoorbeeld
Een verhaal vertelt dat de drie koningen een TomTom bij zich hadden. Er was nog geen sprake van satellieten rond de aarde, maar sterren waren er genoeg. Navigatiesystemen kwamen in die tijd vooral uit Perzië, waar magiërs en astrologen meer dan ergens anders oog hadden voor de loop van de sterren.
Na de geboorte van Jezus zagen wijze magiërs uit het oosten een nieuwe ster aan het firmament, die volgens hen verwees naar de pasgeboren koning der Joden.
Zij gingen naar Jeruzalem en vroegen daar: ‘Waar is de pasgeboren koning der Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om hem onze hulde te brengen.’ In Jeruzalem kwamen zij erachter dat zij hun bestemming nog niet bereikt hadden. Ze moesten ergens anders zijn. In Jeruzalem, het centrum van de wereldlijke en godsdienstige macht, hadden zij niks te zoeken. Zij moesten een andere bestemming intoetsen, maar welke bestemming was dat?
Koning Herodes schrok. De koning die zelfs zijn eigen zonen had laten doden uit angst dat ze hem van de troon zouden stoten, zag de nieuwe koning als een bedreiging. Heel Jeruzalem beefde en was bang voor hem.
Van de hogepriesters en schriftgeleerden kreeg hij te horen dat zij de Christus te Betlehem in Juda moesten zoeken. Betlehem, dat was de stad van David, de stad van de herders. Daar zou het gebeuren. De profeet Micha had ooit gezegd: ‘En, gij, Betlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leidsman tevoorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël.’ Een nieuwe David.
De komende koning, zo zeggen de Schriften, zal een herder zijn, iemand die er zal zijn voor zijn volk, niet puur voor eigen belang en macht. Hij zal een heel andere koning zijn dan Herodes, die met zijn valse geslepenheid nog even vraagt wanneer het kind geboren is. Arme onnozele kinderen zijn altijd het slachtoffer van brute macht. Dat was al zo in de tijd van Mozes en zo is het nu nog.
De wijzen trekken verder op hun zoektocht. De ster, die zij in het oosten gezien hadden, wees hun de weg naar de nieuwe koning. De ster ging voor hen uit totdat zij stil bleef staan boven de plaats waar het kind zich bevond. Je zou kunnen zeggen: de ster wees de weg naar de Ster met een hoofdletter.
Je moet er wel oog voor hebben en erin geloven. Als je oog hebt voor het licht kom je uit bij het grote Licht. Dat is de weg van de wijzen uit het oosten. ‘Met licht zoeken zij het Licht’, staat er ergens in een oude hymne. Om het Licht te vinden heb je verlichte ogen nodig.
Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde. Zij hadden de bestemming van hun lange zoektocht bereikt. Zij gingen het huis binnen, zagen er het Kind met zijn moeder Maria, en op hun knieën neervallend brachten zij het hun hulde. Alles wat zij in hun leven gezocht hadden vonden zij terug in het Kind. Misschien is het wel één grote Godservaring geweest.
God openbaart zich niet in macht, maar in de kleinheid van een kind. Toen de wijzen moesten kiezen tussen twee koningen, Herodes en Jezus, hebben zij voor Jezus gekozen en in het kleine iets ontdekt wat groter is dan zijzelf. In Jezus is God zelf aan het licht gekomen, als de openbaring des Heren aan alle volken. Dit hebben de wijzen aan het licht gebracht.
De koning van de Joden is er niet alleen voor Israël, maar voor alle mensen die in duisternis ronddwalen en op zoek zijn naar het echte geluk en het ware licht. De wijzen uit het oosten wijzen ons de weg. Zij kozen uiteindelijk de juiste koning: een hulpeloos geweldloos kind. Met al hun goud, wierook en mirre worden zij tot de wezenlijke eenvoud, tot het leven zelf teruggebracht en knielen zij neer voor de echte koning, die de hele wereld verlicht met zijn liefde voor iedereen. Als het erop aan komt is Jezus de ware levensweg naar het geluk, naar God zelf.
Wil je gelukkig worden op je zoektocht door het leven, kies dan de weg van Jezus. In plaats van overheersende macht brengt hij rechtvaardigheid en vrede met zich mee. Voor kleine mensen is hij bereikbaar. Zijn koningschap is niet van deze wereld. ‘Uw koning komt, zachtmoedig en gezeten op een ezel,’ staat er verderop in het evangelie. Zijn wijsheid valt samen met zijn gevoel voor rechtvaardigheid. In zijn ogen ben je wijs als je eerlijk en rechtvaardig bent.
In Psalm 72 staat: ‘De arme die steun vraagt zal hij bevrijden, de ongelukkigen zonder hulp. Hij zal zich ontfermen over misdeelden, de zwakken schenkt hij weer levensmoed.’
Met deze koning als ster mogen wij als zoekers in deze wereld de droom levend houden van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar God ons zal verlichten.
In Jezus is het Licht doorgebroken, dat Jesaja beschrijft in de eerste lezing. De Heer zal met zijn tegenwoordigheid Jeruzalem bestralen met zijn licht. De volken zullen er heen stromen met hun schatten. Van enig geweld zal geen sprake meer zijn. De bewoners zijn allemaal rechtvaardig. Na de ballingschap is dat het perspectief van waaruit wij mogen leven. De Heer zal ons verlichten. Hij geeft ons de richting aan.
Ook wij hebben in ons leven een TomTom meegekregen. Zoek in je leven de Heer en hij zal zich laten vinden. Wij zoeken vaak de verkeerde weg en we lopen de verkeerde sterren en koningen achterna.
Jezus is de weg, de waarheid en het leven, niet als dogma, maar als levensweg. Als je eerlijk en rechtvaardig bent, zit je meestal op de goede weg. Denk je als persoon of als kerk te veel aan jezelf, dan krijgen we te horen: probeer om te draaien. Bekeer je! Denk wat meer aan de armen. Als je het licht van de volken wilt zijn, denk dan wat meer aan God. Zijn liefde is niet voor een klein groepje, maar voor iedereen, tot aan de grenzen van de aarde. Moge God ons verlichten.
Amen.
Piet Hoogeveen, inleiding
Jan Kortstee, preekvoorbeeld