- Versie
- Downloaden 22
- Bestandsgrootte 461.37 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 januari 2021
3/4 oktober
Feest van de H. Franciscus van Assisi
Lezingen: Gen. 12,1-3; Ps. 150; Mat. 19,16-29
Leven volgens het model van het Evangelie
Inleiding
Op 3 en 4 oktober vieren franciscaanse mensen het feest van broeder Franciscus. Dit jaar bestaat de oerregel van Franciscus 800 jaar. Op 16 april jl. werd dit in de Mozes- en Aäronkerk te Amsterdam feestelijk herdacht. In deze Franciscusviering besteed ik aandacht aan 800 jaar geregeld leven. De oerregel is verloren gegaan, maar is nog te herkennen in de voorlopige regel van 1221. Onderstaande teksten zijn te gebruiken tijdens een avondviering op 3 oktober of tijdens de zondagse viering op 4 oktober.
Het model van het heilig evangelie
En nadat de Heer mij enkele broeders had gegeven,
toonde niemand mij wat ik moest doen,
maar de Allerhoogste zelf heeft mij geopenbaard
dat ik moest leven
volgens het model van het heilig evangelie.
En ik heb het met weinige woorden
en eenvoudig laten opschrijven
en de heer paus heeft het voor mij bevestigd.
(Franciscus, testament 14-15)
Franciscus en de eerste broeders zijn zich gaandeweg gaan verstaan als leerlingen en volgelingen van Jezus Christus. Het is hun levenswijze geworden om ‘de leer en de voetstappen van onze Heer Jezus Christus te volgen’. Daarom luisteren zij goed naar de schriftlezingen tijdens de vieringen en slaan zij regelmatig het evangelieboek open om de Heer om raad te vragen. Met vier evangelieteksten geeft Franciscus aan wat het volgen van Jezus Christus voor hem en zijn broeder betekent (vgl. Voorlopige Regel van 1221: 1,1-5). Op deze vier basisteksten richten wij nu onze blik.
Breken met vader en moeder (Lucas 14,26; Genesis 12,1-3)
Met de roeping van Abraham en Sara begint de liefdesgeschiedenis van JHWH met zijn volk om een zegen te zijn voor alle mensen (Gen.12,1-3). De Barmhartige zegt ‘Ga!’ tegen Abraham en zonder protest geeft Abraham gehoor aan de stem van JHWH en ‘gaat’. Met Sara en zijn familie trekt Abraham weg uit zijn land, uit zijn stam en uit zijn ouderlijk huis. Op vijfenzeventigjarige leeftijd breekt hij met alles wat bij zijn levensverhaal hoort. Met het verlaten van huis en haard maakt hij zich ook los van de aan land en familie gebonden (af)goden. Door het te wagen met de roepstem van JHWH ontdekt Abram dat JHWH niet plaatsgebonden is, maar zich verbindt met mensen. De Barmhartige gaat Abraham en Sara voor op hun weg naar het veelbelovende land dat hij hun zal aanwijzen.
In de lijn van deze radicale breuk roept Jezus zijn leerlingen op om afstand te nemen van alle familierelaties. Tegen zijn moeder, broers en zussen zegt Jezus: ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broers? Kijk, hier zijn mijn moeder en mijn broers. Want wie de wil doet van God, die is mijn broer en mijn zuster en mijn moeder!’ (Mar. 3,33-35).
Jezus relativeert zijn bloedverwantschap op niet mis te verstane wijze. De nieuwe beweging die rond Jezus ontstaat, berust niet op bloedverwantschap, maar op geestverwantschap. De wil van God doen maakt hen tot broeders en zusters van elkaar, tot kinderen van God, de Vader die in de hemel is. In de voetstappen van Abraham en van Sara heeft ook Jezus zijn stam en ouderlijk huis verlaten om met de dingen van zijn Vader bezig te zijn (Luc. 2,49).
Franciscus en zijn broeders hebben zich door deze boodschap van de Schrift laten inspireren (vgl. Luc. 14,26; Mat. 19,29). Uit het proces van de vader van Pietro tegen zijn zoon Francesco blijkt hoe radicaal Franciscus hierin is. Wanneer hij naakt voor zijn vader staat, zegt Franciscus: ‘Van nu af kan ik in volle vrijheid zeggen ‘Onze Vader die in de hemel zijt,’ want Pietro Bernardone is mijn vader niet meer.’ De bisschop van Assisi neemt hem dan op in de beweging van geestverwanten van Jezus (2 Gez. 19). Door zijn bloedverwantschap radicaal te relativeren en in de voetstappen van Jezus te treden heeft Franciscus op meer dan honderdvoudige wijze broeders en zusters gekregen en is de franciscaanse beweging van broeders en zusters ontstaan.
Als je onverdeeld goed wilt zijn… (Matteüs 19,16-29)
Het verhaal over Jezus en de rijke jongeling (Mat. 19,16-29) spreekt Franciscus zeer aan. Als je onverdeeld goed wilt zijn, een mens-uit-één-stuk, dien je alles te verkopen en aan de armen te geven. Niemand is gerechtigd om uitsluitend voor eigen gebruik opzij te leggen wat hij overhoudt, wanneer anderen het noodzakelijke levensonderhoud ontbreekt: ‘Wanneer gij aan een arme geeft, geeft gij niet van uw bezit, maar van het zijne. Want wat tot gemeenschappelijk gebruik van alles is gegeven, hebt gij u alleen toegeëigend. De aarde is van allen en niet alleen van de rijken’ (Ambrosius). Eigendom bouwt een muur op tussen mensen en verstoort de onderlinge solidariteit. Bovendien heb je dan wapens nodig om je bezit te verdedigen.
Toen Bernardus van Quintavalle en Petrus Cattani, de eerste volgelingen van Franciscus, deze evangelietekst hoorden, maakte een overweldigende vreugde zich van hen meester en ze zeiden: ‘Dat is het wat we verlangden, dat zochten we!’ Zij gaan de raad van de Heer uitvoeren en verkopen alles wat zij bezitten en verdelen de opbrengst onder de armen van Assisi.
De rijke jongeling zet deze stap niet, want hij heeft veel bezittingen. Franciscus en zijn eerste broeders hebben deze radicale stap, die nodig is om Jezus Christus te volgen, wel gezet. De vraag van Jezus geldt ook voor ons. Het gaat om een beslissende stap op de weg van de navolging, want: ‘alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders en zusters, dat hebben jullie voor Mij gedaan!’ (Mat. 25,40). Dit is het criterium waarmee de Mensenzoon ons zal beoordelen. De zeven werken van barmhartigheid zijn nog steeds van kracht.
Het kruis opnemen en mij volgen (Matteüs 16,24)
Vrijgemaakt van (het juk van) bezit, zal de volgeling van Jezus zich van zichzelf dienen te onthechten. Het centrum van leven is niet meer het eigen(zinnige) ik, maar Jezus Christus, die ‘niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen’ (Mat. 10,45). De volgeling van Jezus hoeft het lijden niet op te zoeken, maar navolging brengt wel lijden met zich mee. Al is het maar het geraakt worden door het lijden van anderen en het opkomen voor deze misdeelden in onze samenleving. Je kruis opnemen is de dagelijkse worsteling om samen met anderen op de weg van Jezus Christus te blijven.
Het eeuwig leven bezitten (Matteüs 19,29)
Afstand doen van je familiebindingen, van je bezit en van jezelf wordt rijkelijk beloond met een schat in de hemel. Wat je weggeeft, krijg je dubbel en dwars terug en bovendien krijg je eeuwigheidsleven. Leven volgens het model van het evangelie leidt tot een leven met open handen, een leven van ontvankelijkheid en tot een broederlijke en zusterlijke samenleving. Kwalitatief leven dat geen einde kent.
Gelukkig wie in het voetspoor van Jezus Christus gaat
Met deze vier evangelieteksten geeft Franciscus aan wat het betekent om de voetstappen van Jezus Christus te volgen. Het gaat om een weg, om het evangelie te spelen en te zingen. Elke dag ontdekken wat je te doen staat. Het gaat niet over een individuele route, maar over een levenswijze van broeders en zusters samen, tot zegen van mensen en een lofzang op God (Ps. 150).
Vrede en alle goeds!
Tijdens de viering kunnen Psalm 150 en het Zonnelied van Franciscus gezongen worden.
Literatuur
‘Almachtige, algoede Heer’ (H. Nolthenius/E. Brunning ofm), in: E. Bruning ofm, Zingt allen mee, Utrecht 1948, no. 188
‘Zonnelied,’ in: Liturgische Gezangen no. 141
G.P. Freeman e.a., Franciscus van Assisi. De Geschriften, Haarlem 2006²
G.P. Freeman, Franciscus’ regel: het evangelie spelen (nog ongepubliceerde lezing van 6 april 2009)
H. Janssen ofm, ‘Gelukkig wie in het voetspoor van Jezus Christus gaat’, in: Franciscaans leven 1,92 (februari 2009) 17-22
Henk Janssen ofm