- Versie
- Downloaden 53
- Bestandsgrootte 303.70 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 16 januari 2021
22 november 2009
Christus Koning
Lezingen: Dan. 7,13-14; Ps. 93; Apok. 1,5-8; Joh. 18,33b-37 (B-jaar)
Inleiding
‘Christus Koning’ is ingesteld in 1925 door Pius XI, mede als reactie op de ondergang van de Europese vorstenhuizen na 1917. Mijn oude missaal vermeldt nog ‘algemeen koningschap over de wereld.’ Dat was na de maanreizen blijkbaar niet meer voldoende, vandaar ‘Christus Koning van het heelal.’ Deze dag is een leerschool van bijbels koningschap, van messianisme in relatie tot onze actuele politieke en existentiële situatie. De gehele bijbelse literatuur gaat er over hoe en wanneer God Koning is in Sion, hoe zijn Koningschap gestalte krijgt, eerst over Israël, dan ook over de volkeren (Jes. 52,7; vgl. 40,9 en 42,3-4).
Maar wat behelst dat? Het menselijke koningschap is in de Schriften van oudsher een omstreden zaak. Israël wenst een koning ‘zoals de volkeren’, en God stemt hier uiteindelijk in toe. Saul wordt een mislukking, David wordt achteraf geïdealiseerd maar is behept met machtsmisbruik. Vanaf Salomo gaat het van kwaad tot erger (uitgezonderd Josia, Hiskia misschien), althans in de ogen van de bijbelse vertellers. Koningen als Achab en Omri zouden in de ogen van de royalty- en economische pers een uitstekende reputatie hebben genoten.
Des te frappanter is het, dat na de ballingschap de droom van een vernieuwd en uiteraard ideaal koningschap blijft. Maar er verschuift ook iets: dit ideale koningschap trekt andere functies naar zich toe, profetische en priesterlijke, en fungeert als symbool voor de verhoopte verlossing van de vernederingen Israël toegedaan door de Grieken, de Seleuciden en, later, de Romeinen. De identiteit van de koning in dat verhoopte koninkrijk wordt in het jodendom en in het Nieuwe Testament steeds messiaanser van aard en het verhoopte Koninkrijk wordt een theocratie.
Daniël 7,13-14 (tip: lees 1-14!)
Daniël behoort tot het genre van de apocalyptiek, een mythologiserende variant van de profetie, en is een van de laatst geschreven boeken van het Oude Testament. Het boek is te dateren vlak voor de Makkabeese opstand (167 v. Chr.). In de apocalyptische literatuur hult de politieke worsteling van het Joodse volk zich in een kosmisch drama. Daniël symboliseert deze worsteling door de vier dieren, die evenzovele rijken duiden. Dat gebruik van dieren als metafoor voor wereldrijken is zeker schatplichtig aan de Umwelt (Assyrische en Egyptische afbeeldingen van dieren duiden op politieke heerschappij), maar we vinden het eveneens al terug in Hosea 13,7v.
Bijbels theologisch duidt dit motief op een omkering van de scheppingsorde: de mens is immers geschapen om over de dieren te heersen (Gen. 1,28), niet andersom. Inderdaad, na het visioen van de vier dieren volgt een gestalte ‘als een mensenzoon’ die komt ‘met de wolken’. De Aramese term ‘mensenzoon’ is identiek aan ‘mens’. Deze mensengestalte komt overigens pas nadat door een ‘hoogbejaarde’ een oordeel is geveld over het laatste dier. Dat dier is zeer waarschijnlijk een verwijzing naar de vervolgingen onder Antiochus IV Epifanes. De identiteit van die ‘mensenzoon’ is eigenlijk minder van belang, de tekst zelf suggereert ofwel een collectief, de gemeenschap van de heiligen (vv. 18.22.27) ofwel een politieke leider. Maar de ‘mens’ kan pas in beeld komen wanneer het oordeel over de dieren is geveld en de ontmenselijkende politiek van de wereldrijken is gebroken. In die zin is schepping verlossing en verlossing (her)schepping. Het beeld van de ‘wolken’ is een subtiele verwijzing naar de wolken die een oordeel vellen in de bloedige strijd tussen Elia en de Baälsprofeten (1 Kon. 18,43-44). Wolken brengen regen en regen brengt leven in het steppeklimaat van Erets Israël. Oordeel en troost, de aankondiging van nieuw leven, gaan hier dan ook hand in hand. Gods Koningschap is hier een verkoelend regenbuitje, een plots bloeiende steppe.
Apokalyps 1,5-8
Het boek Apokalyps is geschreven voor gemeenten in Klein-Azië, van oudsher een streek met een sterke joodse en christelijke aanwezigheid. Het is te dateren aan het einde van de eerste eeuw, als reactie op de vervolgingen onder Nero (64) of Domitianus (94-98). De schrijver, volgens de traditie de evangelist Johannes, herneemt de apocalyptische traditie van Daniël, al weeft hij zeven brieven in zijn profetische visioenen. Hij identificeert de mensenzoon van Daniël met Jezus. Hier gaan apocalyptiek en messianisme hand in hand. De heerschappij van het lam biedt een fraai tegenbeeld van de in de tijd van de auteur in opkomst zijnde keizerscultus. Niet de verpersoonlijking van Rome’s militaire en destructieve keizerlijke macht maar haar slachtoffers bevinden zich bij Gods troon. Inderdaad, de Tempel in Jeruzalem is verwoest, christenen zijn vervolgd. Daarom zal het lam het beest (Nero) oordelen.
Jezus ‘die doorstoken is’, zal komen ‘met de wolken’, niet op de wolken! Ook hier weer het wolkenmotief zoals we dat bij Daniël zagen. Messiaans koningschap is het oordeel over politieke, religieus gesanctioneerde terreur.
Johannes 18,33b-37 (tip: lees van 33-38)
Waar Jezus in gesprek gaat met een enkeling (Samaritaanse vrouw, Nicodemus enz.) daar ontspint zich tegelijk een discussie van de auteur met de impliciete lezer. De vragen en argumenten dienen dan ook minder als een historisch bericht en meer als een uitdaging en instructie voor de lezer, alles vanuit de vraag: wie is deze Jezus? In het gesprek met Pilatus gaat het om Jezus’ koningschap. Anders dan bij de synoptici, waar het Koninkrijk der hemelen de kern is van Jezus’ verkondiging, kent Johannes een scherpe tegenstelling tussen de hemelen en de aarde, tussen waarheid en leugen, licht en duisternis. Die tegenstelling is een voortzetting van vroegjoods dualisme (Qumran), maar in Johannes verbindt die zich met een vorm van gnostiek: het is noodzakelijk de juiste opvatting te hebben omtrent Jezus, zijn afkomst en hoedanigheid, wil je althans deel hebben aan ‘eeuwig leven’.
In dat licht verschijnt Jezus’ vraag aan Pilatus: vraag je dit uit jezelf of vanwege anderen? Jezus’ koningschap is het getuigen van de ‘waarheid’ (37b), een waarheid die niet van deze wereld is. Het messiaanse koningschap krijgt in Johannes een bij uitstek geestelijke gestalte en is verbonden met de geheel eigen, hoge christologie.
Pilatus, volgens historische bronnen een politiek incompetente wreedaard, verschijnt hier als een filosofische waarheidszoeker. Een voorlopig hoogtepunt (?) van de vroegchristelijke herlezing van zijn rol bij de terechtstelling. Niettemin noteert Johannes dat hij een onschuldige (v. 38) uitlevert om de situatie rustig te houden, ongetwijfeld een authentiek historisch element. Die positieve herlezing van Pilatus gaat al vroeg samen met de demonisering van het Joodse volk: de Joden verschijnen in Johannes massief als Jezus’ tegenstanders, hetgeen alles zegt over de verhouding van de gemeente van Johannes tot het jodendom. Koningschap in Johannes is delen in een absolute ‘waarheid’ en als zodanig een geestelijke werkelijkheid.
Messianisme is een perspectief waarin de contouren van een andere werkelijkheid doorschemeren in het hier en nu. Messiaans koningschap schemert door waar politieke patstellingen en dictaturen worden doorbroken en de hoop op nieuwe mogelijkheden levend blijft. Let wel: schemert, niet per se al volop gerealiseerd. Zowel het joodse als het christelijke messianisme funderen dat perspectief in het lot van de slachtoffers, omdat zij het vaak onzichtbare geweld van de status quo ondergaan en het in hun lijden openbaren. Het koningschap van God is de horizon die richting geeft aan ons gaan en die op haar beurt steeds weer wijkt. Hoe zou je anders door kunnen gaan?
Preekvoorbeeld
Wit fonkelt het Griekse klooster tegen de blauwe lucht. Het is klein en het hangt bijna aan de rotswand. Onder je voeten bruist de zee, de wind neemt je te pakken en de vakantieganger heeft weinig fantasie nodig om te beseffen hoe kolkend en gevaarlijk het hier is als de herfststormen losbreken. Mijn oog valt op de plaquette aan de rotswand, in het Grieks en in het Engels, maar mijn hart begint Nederlands te zingen: ‘Geweldiger dan water en dan wind is in de hoogte God die overwint. Uw troon staat van de aanvang af gesteld op vaste pijlers in het oergeweld.’ De psalmwoorden van vandaag, mij zomaar overweldigend toegezongen uit wind en water: Het is God die overwint!
In het woelen van de tijden – de eerste wereldoorlog is voorbij, tronen wankelen, koninkrijken storten ineen, een hele generatie jonge mannen is gesneuveld op de slachtvelden – noemt paus Pius XI deze zondag het feest van Christus Koning. Want als de grond onder ons kolkt, als de machten wankelen, waarop kunnen we ons dan richten?
De hemel rolt open. De profeet Daniël ontwaart in een visioen de wrede machten van zijn tijd. Beestachtig zijn ze, maar ze delven het onderspit. Ze worden geoordeeld en de Wijze Grijze (wij bespeuren daarin de Eeuwige), geeft de macht en heerschappij aan ‘de mens, die komt met de wolken des hemels.’
Eeuwen later: weer een tijd van vervolging en geweld, weer beestachtige, bloeddorstige heersers en weer rolt de hemel open. Johannes, verbannen op Patmos, ziet en schrijft aan zijn vervolgde gelovigen: ‘De beesten hebben niet het laatste woord, ze zullen vallen. Genade en Vrede vallen ons toe in Jezus Christus.’ Johannes herkent in die mens met de wolken zijn lijdende Heer. God heeft hem de macht gegeven, ter wille van alle vervolgden en geslagenen.
Waarop zullen we ons richten, als de wereld wankelt? Wie is de waarachtig betrouwbare heerser, machtiger dan kolkende waterstromen, vlammende steden of duikelende beurzen? Waar ligt voor ons redding en waarheid? Christus is Koning, belijden we op deze zondag.
Dat is niet vanzelfsprekend. Pilatus ziet een vals beschuldigde sloeber voor zich. ‘Bent u de koning van de joden?’, klinkt het schamper. Kalm antwoordt Jezus, dat zijn koningschap niet rust op oorlog en geweld, het is van een andere orde, van de ‘waarheid’. Pilatus komt met een vaag filosofisch excuus: ‘Wat is waarheid?’ Maar wie in Israël woont weet drommels goed, dat het bijbelse woord waarheid niet gaat over filosofische bespiegelingen of over wetenschappelijke bewijzen. Het bijbelse woord waarheid duidt op waarachtig, betrouwbaar handelen en betrouwbaar zijn in alle stormen van tijd en wereld. De enige die daarin staande blijft, betrouwbaar blijkt, is God en wie God tot koning heeft verkoren. ‘Ik zag op de hemelse troon, Jezus onze Heer, als een lam dat was geslacht’, schrijft Johannes.
Aan mijn muur hangt de reproductie van een middeleeuws schilderij, Het laatste oordeel van Rogier van der Weijden. Het is gemaakt voor een middeleeuws ziekenhuis. Genezing konden ze daar meestal niet bieden, maar wel rolt het schilderij als het ware de hemel voor je open. Omringd door wolken, gezeten op de regenboog, troont Christus. Hem is gegeven alle macht, aan hem kun je je toevertrouwen, in leven en in sterven, in tijd en eeuwigheid.
Maar niet enkel voor stervenden is Christus Koning. Hij zit op de regenboog. De regenboog staat voor Gods trouw aan de aarde. Christus is de betrouwbare Koning voor deze aarde. Dat machten wankelen en dat nieuwe machten opstaan is zo oud als de mensheid. Maar hoe onderscheid ik de machten, hoe weet ik nou of ik een ‘onbetrouwbaar beest’ volg of ‘de betrouwbare koning Gods’? ‘Let op,’ zegt de schilder, ‘zie je de kroonjuwelen van Christus koning? Ik heb ze geschilderd in de bovenpanelen: het kruis, de speer, de geselpaal. De waarachtige koning herken je aan de lijdenstekenen van Christus.’
‘Ik zag de Heer, als het Lam dat is geslacht’, schrijft Johannes. ‘Mijn koningschap gaat niet op de manier van de machthebbers van deze wereld,’ zegt Jezus.
Welke macht is betrouwbaar in onze tijd? Wie niet uit is op eigen gewin, maar bereid is ter wille van lijdende mensen zelf lijden te dragen. De lijdende Messias blijkt de koning naar Gods hart. Dat betekent niet de slappeling, de kwezel, de onnozele hals. Betrouwbare machten weten van zelfdiscipline, van doorzetten bij marteling. Ze rechten hun rug en gaan weer door.
Ons leven, onze wereld is van machten vergeven. Slechts weinigen kunnen de toets van het messiaans koningschap doorstaan. Op het wereldtoneel springen Gandhi, Mandela nog steeds als betrouwbare voorbeelden in het oog, met grote discipline en volharding, getoetst door lijden. In de financiële crisis bleken de kleine banken van microkrediet, die niet allereerst uit zijn op eigen gewin, meer solide dan de Wereldbanken. In de machtswereld van politiek en regeren, maar ook in de wereld van hulpverlening, zorg en ziekenhuis, in de wereld van onderwijs, handel en verkeer, in ónze wereld, vergt het veel van bestuurders en werkers om de weg van de lijdende koning te gaan. En toch, het feest van Christus Koning betuigt dat het in het woelen van de machten slechts de betrouwbaarheid Gods is die staande blijft en waaraan we ons kunnen toevertrouwen. Niet de krachtpatser, maar de lijdende is Heer. Dat is de Christustoets, die aan een ieder van ons voorgehouden wordt. Christus Koning, een visioen en een opdracht.
Erik Ottenheijm, inleiding
Rinske Nijendijk, preekvoorbeeld