- Versie
- Downloaden 22
- Bestandsgrootte 283.01 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
25 februari 2009
Aswoensdag
Lezingen: Joël 2,12-18; Ps. 51; 2 Kor. 5,20-6,2; Mat. 6,1-6.16-18 (B-jaar)
Inleiding
Preekvoorbeeld
Er is iets dubbelzinnigs aan het bijbelse vasten. Dus ook aan dat van ons, want dat wij christenen vasten, heeft zijn oorsprong in de Bijbel.
Er is iets dubbelzinnigs aan. Aan de ene kant worden wij tot vasten opgeroepen: Kondigt een heilige vastentijd af, roept de profeet Joël ons toe, om met geween en rouwklacht tot God terug te keren. Maar tegelijk worden wij door Jezus gewaarschuwd voor de buitenkant van het vasten. Voor Jezus gaat het om het vasten in het verborgene van onze binnenkant, waarin God kan zien. Iets waar de profeet Joël ook al op zinspeelde, door tegelijk met zijn oproep tot het afkondigen van een vastentijd, te zeggen dat wij ons hart moeten scheuren en niet onze kleren, zoals bij het vasten in zijn tijd gebruikelijk was.
Door deze dubbelzinnigheid zitten wij met een moeilijkheid. Wij hebben geen maatstaf om te beoordelen of iemand goed vast of niet. De buitenkant geldt niet als maatstaf en de binnenkant van ieder... die is voor de Hemelse Vader die in het verborgene ziet. Het oordeel daarover is niet aan ons.
Het is daarom ook niet zo vreemd dat, inmiddels alweer zo’n 50 jaar geleden, de vasten als een uiterlijk gebeuren is afgeschaft als gebruik in de katholieke kerk. Het uiterlijke vasten van minder eten en drinken is alleen nog bewaard voor de eerste dag van de Veertigdagentijd, vandaag, Aswoensdag, en voor de op één na laatste, Goede Vrijdag. Dan worden wij geacht ons te onthouden van vlees en slechts één volle maaltijd te gebruiken.
Dat aan de oude vastenpraktijk toen een einde is gemaakt had er ongetwijfeld mee te maken dat men wilde voorkomen dat vasten alleen maar iets uiterlijks zou zijn en omdat men meer accent wilde leggen op waar het in dat uiterlijke vasten om moest gaan: de innerlijke bekering van hart.
Hiermee is de invulling van de vasten, de Veertigdagentijd, wel meer en meer iets voor een ieder van ons persoonlijk geworden, wat ieder er persoonlijk van wil maken. In uiterlijke dingen misschien toch, want waarom zou je deze tijd niet laten bestaan uit een zekere matigheid en soberheid in ons omgaan met de goede dingen des levens? Maar de invulling kan ook bestaan uit inwendige, geestelijke dingen. Ik bedoel de aandacht voor hoe het is tussen God en mij, voor de spirituele kwaliteit van ons leven en voor de vraag hoe het in ons leven gesteld is met goed en kwaad.
Vasten bestaat nu in een ons heel persoonlijk uitgenodigd weten om zo voor God te staan dat hij bij ons in het verborgene kan zien; om ons aan hem te laten zien dus. Vasten bestaat nu in het heel persoonlijk omgaan met de vraag of wij vinden dat wij voor God om aan te zien zijn. Wat ziet hij als hij bij ons in het verborgene ziet?
Dat wij zo voor God staan kunnen wij bij elkaar niet zien en dat hoeft dus ook niet. Het gaat erom wat wij in deze Veertigdagentijd van onszelf aan God laten zien.
Toch heeft het iets goeds dat wij hier vandaag aan elkaar laten zien dat wij ieder persoonlijk ook inderdaad iets van die Veertigdagentijd willen maken. Want alleen is maar alleen. Zonder de steun van elkaar houden wij het misschien ook niet zo uit, helemaal alleen met de God die in het verborgene ziet en weet wat er bij ons van binnen omgaat. En al komt het niet op de buitenkant aan, het helpt soms wel als wij van buiten laten zien hoe het van binnen met ons is. Hierom is het goed dat wij op deze eerste dag van een nieuwe vastentijd ook aandacht besteden aan de buitenkant en dat wij ons laten tekenen met as. Hiermee laten wij aan elkaar zien hoe wij, gedurende deze Veertigdagentijd, onszelf van binnen willen beleven.
Als stof, niet meer dan dat. Als stof, waarvan het een wonder is dat God er zijn liefde aan besteedt. Als stof, niet meer dan dat. Overblijfsel van wat wij in ons leven verkruimelen, als wij elkaar fijnmalen tussen het kwaad dat wij elkaar aandoen of de negatieve gevoelens die wij elkaar toedragen. Als stof, niet meer dan dat. Omdat wij God soms weinig anders kunnen laten zien, wanneer wij er weer eens weinig van gemaakt hebben.
Wij laten ons tekenen met as, met afvalstof van ons leven, ten teken dat wij ons willen bekeren en ons tot mensen willen laten maken zoals God bedoeld heeft.
Zo maken wij een uiterlijk begin met wat zich verder moet afspelen binnen in ieders ziel. Want dáár moet het gebeuren dat wij, zoals Paulus vandaag zegt, Gods eigen heiligheid worden, voor hem herkenbaar als zijn beeld, zoals toen hij ons schiep uit het stof van de aarde waarmee wij vandaag weer getekend worden.
Wij kunnen nu alleen maar hopen en bidden, dat wij oprecht zijn in wat wij hier aan elkaar laten zien. Dat het zo weinig mogelijk dubbelzinnigs heeft. Dan mogen wij elkaar over een aantal weken ontmoeten, zonder as, maar levend en vol vreugde, als mensen die weten hoe goed het leven is dat God voor hen in petto heeft, en die dan niet kunnen nalaten hun vreugde daarover aan elkaar te laten zien en met elkaar te delen. Maar dan zijn wij echt wel Veertig Dagen verder!
Jan van den Eijnden ofm, preekvoorbeeld