- Versie
- Downloaden 27
- Bestandsgrootte 392.44 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 22 juli 2019
- Laatst geüpdatet 27 januari 2021
20 mei 2018
Pinksteren
Lezingen: Hand. 2,1-11; Ps. 104; Gal. 5,16-25; Joh. 15,26-27;16,12-15 (B-jaar)
Inleiding
Handelingen 2,1-13
De eerste lezing uit Handelingen is een geladen en rijk verhaal. Lucas vertelt over het explosieve begin, maar ook wat er in de toekomst gebeuren zal, en wat al gaande is terwijl hij het opschrijft, klinkt in dit korte verhaal door. Heel beeldend weet hij weer te geven wat hoorbaar en zichtbaar werd.
Het gebeurde toen de dag van Pinksteren in vervulling ging. Het is het joodse pinksterfeest, dat na Pesach het tweede feest is waarop veel pelgrims naar Jeruzalem kwamen om het te vieren. Oorspronkelijk was het een oogstfeest (Ex. 23,16) het feest van de eerstelingen, ook wel Wekenfeest genoemd (Num. 28,26) omdat het zeven weken na Pesach gevierd werd op de vijftigste dag, pentecostes, waar onze benaming Pinksteren van afgeleid is.
Dit feest werd – gehistoriseerd – een feestelijke herdenking van de wetgeving op de Sinai, waar Mozes en het volk de Thora ontvingen. De stem van God, zo vertelt een later verhaal, verdeelde zich in 70 tongen als een teken dat de Thora voor alle volken bestemd is.
Zo vertelt Lucas dat zij allen – de apostelen en vrouwen, Maria en de broers van Jezus en al zijn overige leerlingen (Hand. 1,14v) – bijeen waren, ‘op de zelfde plaats’ zegt hij er nadrukkelijk bij.
Toen gebeurde het plotseling vanuit de hemel. Zij hebben het dus niet uit zichzelf en hebben het niet zelf gepland, maar ontvangen het vanuit de hemel. Er was de belofte van Jezus dat ze de Geest zullen ontvangen, maar de vervulling ervan komt toch onverwacht.
- Een geraas, geruis als van een hevige windvlaag, dat heel de ruimte vulde
- Zich verdelende tongen als van vuur, die zich op ieder van hen neerzetten
In beelden geeft Lucas weer wat hoorbaar en zichtbaar werd, net zoals bij de wetgeving op de Sinaï het verschijnen van God gepaard ging met vuur en donder (Deut. 5,22). Zij zijn de verbeelding van de geheimvolle komst van de heilige Geest.
Allen raken er vol van en beginnen te spreken met andere tongen. Met andere tongen. Wat betekent dit? Wat we met ‘andere’ vertalen, betekent eigenlijk ‘andersoortig’, waarbij het vooral om het kwalitatieve gaat. De wijze waarop Lucas formuleert, verbindt glossolalie met het spreken in vreemde talen.
Dat is, denk ik, Lucas’ bedoeling ook. De verkondiging van de boodschap in een vreemde taal moet ook enthousiast, begeesterd zijn. Met tongen spreken was een technische term voor spreken in extase, glossolalie, klanktaal.
In de eerste brief aan de Korintiërs (14,2-4) schrijft Paulus daarover dat het een extatisch spreken is op God gericht, maar voor mensen niet verstaanbaar zonder uitleg, en dat daarom profetie te prefereren is.
Voor Lucas horen ze bij elkaar, het begeesterd en verstaanbaar spreken. Zo vertelt hij
in Handelingen 19,6 dat toen Paulus in Efeze leerlingen de handen oplegde, zij de heilige Geest ontvingen, klanktaal begonnen te spreken én verstaanbaar profeteerden.
Diasporajoden die naar Jeruzalem teruggekeerd zijn en daar wonen, blijken hen te verstaan:
‘Het zijn toch allemaal Galileërs, hoe kan het dan dat wij hen horen spreken ieder in zijn eigen moedertaal?’
Het spreken met andere tongen interpreteert Lucas als het spreken in vreemde talen.
Het evangelie zal aan alle volken in hun eigen taal gebracht worden.
Dat universele perspectief wordt hier al zichtbaar. Want Joden die afkomstig waren uit ieder volk dat onder de hemel woont, dromden samen en hoorden in hun eigen taal spreken over Gods grote daden.
Zij vormen een vertegenwoordiging van alle volken. De lijst van landen en volken die Lucas hen laat uitspreken is een illustratie van ‘alle volken onder de zon’ die het evangelie in eigen taal zullen ontvangen.
Deze verzameling kan ook gelezen worden in contrast met de verspreiding van alle volken in het verhaal van Babel (Gen. 11,8v). Pinksteren vormt dan de antipode van de Babelse spraakverwarring.
Zonder terugkeer naar de éne taal die de mensen spraken, zal ieder de boodschap in eigen taal horen en verstaan.
‘Wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden’. De inhoud van de verkondiging is nog algemeen gehouden en niet gespecificeerd. Lucas bereidt daarmee het optreden van Petrus voor, die de menigte gaat toespreken. Hij gebruikt hier hetzelfde werkwoord als in vers 4: ‘zoals de Geest hen te spreken gaf’. Petrus spreekt dus de taal die de Geest hem te spreken geeft.
Ik kan niet anders dan veronderstellen dat Petrus in één taal gesproken heeft, en getuigt van de grote daden die God in Jezus verricht heeft. Maar het is wel andere taal dan de leugentaal die hij sprak toen hij Jezus verloochende.
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘Petrus de verkondiger’ (Handelingen 1,1–6,7), in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 60-73
Galaten 5,16-25
Aanleiding van de brief aan de Galaten was de onenigheid in de gemeenten van Galatië over de noodzaak van de besnijdenis en het onderhouden van de Thora om christen te kunnen zijn. Voorstanders ervan veroorzaakten met hun provocaties veel onrust, ruzie en verdeeldheid.
Paulus keert zich fel tegen hen. Zij ontkrachten met hun gedrag het geloof in Christus Jezus, die door zijn kruisdood en verrijzenis de scheiding tussen Joden en heidenen heeft opgeheven, en het samengaan mogelijk maakt. ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus’ (Gal. 3,28). En: ‘Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zullen leven’ (Gal. 5,1).
De lezing gaat over de vrijheid die in Christus gegeven is. Wij zijn geroepen tot vrijheid. Wat betekent dat? Dat je maar raak leeft en doet wat je hartje begeert? Wat is je leidraad? Laat je leiden door de Geest, dan kun je in vrijheid leven, niet onderworpen aan het ‘vlees’, want dat is de vrijheid die de ander niet respecteert en die liefdeloos is, je zondige begeerte. En je bent dan ook niet onderworpen aan de wet die immers door liefde wordt overstegen en vervuld.
Door de leiding van de Geest kom je beide, wet en ‘vlees’, te boven, om als bevrijde mensen te leven.
Dan verval je niet tot kwaadaardige dingen, waarvan Paulus er een serie opnoemt. Want daardoor word je geen erfgenaam van Gods rijk. Maar als je door en met de Geest van liefde leeft zul je de vrucht van de Geest ontvangen die veelvoudig is: liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.
Zij die Christus Jezus toebehoren hebben ‘het vlees’, hun zondige bestaan, aan het kruis geslagen. Zij houden op met hun zelfzuchtig liefdeloos gedrag, en leven voortaan als bevrijde mensen, als kinderen Gods verbonden met elkaar.
Zie: J.H.M. Lammers, ‘Appel aan een weifelende gemeenschap’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 31-37
Johannes 15,26-27 en 16,12-15
In zijn afscheidstoespraak spreekt Jezus over wat zijn leerlingen kan overkomen. Ze kunnen en zullen haat ontmoeten zoals hij, hun meester. Ze hebben hem gehaat zonder reden.
Dit kan ook met zijn leerlingen gebeuren. Een slaaf staat niet boven zijn meester.
Jezus bemoedigt hen. Hij zal de parakleet sturen. parakletos is een term uit de rechtspraak,
de erbij geroepene die in een proces optreedt, de advocaat, de woordvoerder, voorvechter verdediger en als zodanig een geweldige helper en trooster. Jezus zelf zal hem sturen van de Vader uit, zoals hijzelf van de Vader uitgegaan is en door de Vader gezonden.
De parakleet is de Geest van de waarheid, van de werkelijkheid die zich openbaart en betrouwbaar is, en van de Vader komt. Hij zal over Jezus getuigen en niet uit zichzelf spreken maar zeggen wat hij hoort, zoals Jezus ook over zijn Vader getuigde en zei wat hij hoorde (Joh. 12,49) en deed wat hij de Vader zag doen (Joh. 5,19).
De Geest zal over Jezus getuigen. Wat hij bekend zal maken heeft hij van Jezus die het van de Vader heeft: ‘alles wat van de Vader is, is van mij’. Hij zal zijn woorden en daden in herinnering brengen en alles doen begrijpen. Hij maakt bekend wat hij van Jezus weet en heeft, en daarmee zal hij hem recht doen en eren. Naar waarheid getuigend over Jezus zal hij de weg wijzen naar de volle waarheid, tot de ervaring wie Jezus werkelijk is, werkzaam in de gemeenschap en in de wereld.
De parakleet stelt Jezus present, ja is de aanwezigheid van Jezus zelf, die door lijden en dood heen volledig liefde geworden is, en opgewekt uit de dood leeft; die komt in de Geest, en zijn werkzaamheid voortzet in de gemeenschap en in de wereld. Hij zal de leerlingen helpen om in de wereld van Jezus te getuigen en te laten zien wat gerechtigheid is en wat niet, wat betrouwbaar is en wat niet.
Preekvoorbeeld
De toekomst van de geloofsgemeenschap in een omgeving waarin religie als privézaak wordt gezien, baart vele mensen zorgen. Er is niet alleen de afbrokkeling van de kerkbetrokkenheid maar ook de daarmee samenhangende ‘ontbossing van het religieuze geheugen’ (Kardinaal Danneels). Bovendien hebben wij soms de indruk dat een grauwe mist sluier van onverschilligheid en moedeloosheid als een klamme deken over het kerkelijk landschap ligt gespreid. Wanneer wij deze situatie vergelijken met het begin van het christendom, dan wordt het contrast tussen onze ervaring en het gebeuren dat wij vandaag gedenken, nog groter. Het zou echter ook kunnen zijn dat deze ervaring stoelt op een valse perceptie, zowel van het heden als van het verleden.
Het Pinksterfeest is niet op de eerste plaats de gedachtenis van een spectaculaire gebeurtenis uit het verleden, iets dat bijna tweeduizend jaar geleden heeft plaats gevonden. Het is voor alles het feest van de werking van Gods Geest, zowel in het verleden als vandaag. Reeds bij de schepping was de Geest aanwezig: Hij zweefde boven de wateren zoals we lezen in Genesis. Hij was ook met de Hebreeën toen zij zich losrukten uit het slavenhuis van Egypte. Hij inspireerde de boodschap van vrede en gerechtigheid die de profeten brachten. En zelfs tijdens de ballingschap trok hij met de bannelingen en de gedeporteerden mee.
In het Nieuwe Testament wordt de werking van de Geest vooral verbonden met de persoon en de boodschap van Jezus:
-‘Door de Geest bewerkt’ was zijn geboorte.
- Door de Geest gedreven trok hij zich terug in de woestijn om zich te confronteren met de duivel (Mar. 1,12).
- In de kracht van de Geest keert Jezus naar Galilea terug, om zijn verzamelbeweging voor het nieuwe Israël te beginnen (Luc. 4,14)
- Door de Geest drijft hij demonen uit en grijpt hij vooruit op de komst van het Rijk Gods
- Door de Geest zal hij de leerlingen de diepte van Gods openbaring ontsluiten en hen in staat stellen tot een wereldomspannend missionair getuigenis (vgl. Joh. 14,26).
Net als over Jezus bij zijn doopsel, komt de Geest ook over de jonge christelijke gemeente. De Geest smeedt hen om tot een gemeenschap die ‘één van hart en één van ziel’ is (Hand. 4,12). Hij haalt de schotten neer waarmee mensen zich afschermen: bezit, ras, geslacht en afkomst (Gal. 3,28). De Geest overwint de sprakeloosheid (Hand. 2,1-4). Hij bemoedigt en rust toe tot getuigenis van de verrezen en verheerlijkte Heer. Hij stort zijn gaven veelvuldig uit.
Net zoals op het eerste Pinksterfeest werkt de Geest thans nog in de kerk. Hij maakt haar tot wat ze in wezen is: de ruimte waarin Gods woord weerklinkt en in vertrouwen kan worden beaamd. Zonder de Geest zouden de woorden van Jezus vreemde uitspraken zijn. Het zouden geen woorden zijn van eeuwig leven. Zonder de Geest zouden wij het optreden en de persoon van Jezus niet kunnen duiden. Zonder de Geest zou de kerk een organisatie zijn zoals vele andere, haar verkondiging propaganda en het christelijk geloof een ideologie.
Ook buiten de radius van de kerk is de Geest werkzaam. Overal waar iemand uitbreekt uit de gevangenis van zijn egoïsme, waar men zich in zwijgende gelatenheid toevertrouwt aan een laatste geheim, is de Geest aanwezig. Waar mensen zich inzetten voor vrede en behoud van de schepping, waar vergeving aanleiding geeft tot een nieuw begin, is de Geest werkzaam. Hij werkt zowel in de luwte als in de storm. Daarom wordt deze werking ook met de wind vergeleken. Wij kennen allemaal de kracht van de wind in de verschillende seizoenen. In de lente is hij zacht en speels. Hij is nu eens uitnodiging, dan streling. Onder de aandrang van zijn gefluister, openen zich de knoppen voor het kwetsbare avontuur van de bloesem. In de herfst neemt hij de dode bladeren mee en bij het naderen van de winter kan hij brutaal zijn, en de bomen die hun verwelkte tooi willen behouden, ertoe dwingen zich hiervan te ontdoen. Misschien is dit laatste de omschrijving van onze situatie.
inleiding drs. Nol Sales
preekvoorbeeld prof. dr. Ernest Henau